In Estland, niet eens zo lang geleden geprezen als ‘Baltische tijger’, wint neerslachtigheid terrein. De economie kwakkelt, de inflatie is hoog, de regering verzwaart de lasten. Kan het land wat leren van buurland Litouwen?
Aan superlatieven was geen gebrek in vroeger tijden. Estland, de meest noordelijke van de Baltische Staten, werd door vrije-marktadepten over de hele wereld de hemel in geprezen voor zijn rigoureuze economische hervormingsbeleid. Het land groeide na de ineenstorting van het communisme uit tot het wonderkind onder de voormalige Sovjet-republieken.
Maar van die voorbeeldfunctie is weinig over. De economie krimpt al twee jaar, de hoge inflatie blijft de Esten tarten en de regering voert de ene na de andere belastingverhoging door. Neerslachtigheid overheerst, het Estse zelfbeeld is aangetast. Kan de ‘Baltische tijger’ van weleer weer in beweging komen? Kan Estland iets leren van Litouwen, de meest zuidelijke Baltische Staat, waar de economie juist bloeit?
‘Ik koop alleen nog het meest noodzakelijke,’ zegt een mopperende vrouw van middelbare leeftijd in de kleine supermarkt aan de Narva-maantee in Tallinn. ‘Alles is duur en zal nog duurder worden. De situatie zal niet snel verbeteren.’ Ze baant zich een weg naar de broodafdeling – de musta leib (zwart brood) is in de aanbieding. Haar winkelmandje is, net als die van de meeste klanten in de supermarkt, nauwelijks gevuld, enkel met basisbehoeften. En dan is deze buurt in de Estse hoofdstad nog relatief welvarend.
Estland kampt met een economische recessie
Estland is in de ban van een even hardnekkige als venijnige economische recessie. De economie krimpt al sinds het tweede kwartaal van 2022. In het tweede kwartaal van dit jaar bedroeg de achteruitgang 1,7 procent ten opzichte van hetzelfde kwartaal in 2023.
De werkloosheid bedraagt 7,6 procent, voor Estse begrippen is dat fors. De grootste gesel is de inflatie. In vergelijking met een jaar eerder lagen de prijzen in augustus 3,2 procent hoger. Dat is niet extreem, maar de Esten hebben op dit vlak heel wat achter de rug. In augustus 2022 bijvoorbeeld was de inflatie 24,8 procent.
Estland is hard geraakt door de Russische invasie van Oekraïne in 2022. Niet dat Estland enorm afhankelijk was van Rusland. Het wist zich in de jaren negentig snel los te maken van de vroegere bezetter. Maar Estland heeft een open economie die bijzonder gevoelig is voor turbulentie in de wereld. Flexibele energiecontracten zijn de norm in het land, zodat consumenten de snel stijgende energieprijzen meteen in hun portemonnee voelden. Ook de economische problemen van de prominente handelspartners Finland en Zweden treffen Estland stevig. Zo nam de vraag naar Estse bouwmaterialen en hout fors af.
Estland kreeg een innovatieve ICT-branche
De basis voor de open economie werd gelegd toen Estland in de jaren negentig radicale economische hervormingen doorvoerde. Het vooral door premier Mart Laar – historicus en fan van de liberale econoom Milton Friedman en de Britse oud-premier Margaret Thatcher – in gang gezette breek- en sloopwerk zou de kort ervoor nog fletse Sovjet-republiek onherkenbaar veranderen.
Staatsbedrijven gingen, zonder allerlei voorwaarden, in de verkoop en de instroom van kapitaal, goederen en diensten uit het buitenland werd niets in de weg gelegd. De lage vlaktaks (met één tarief voor zowel de inkomsten- als de vennootschapsbelasting) was ronduit revolutionair. De nationale munt (de Eesti kroon) werd al in 1992 aan de oerdegelijke Duitse mark gekoppeld. De centrale bank van Estland hield streng toezicht op de stabiliteit van de munt.
Internationale media, het Britse tijdschrift The Economist voorop, en gerenommeerde denktanks volgden Estland met bovengemiddelde belangstelling en roemden het land om zijn dadendrang. Die bleek een vruchtbare bodem voor een innovatieve ICT-branche en grootschalige digitalisering die de uithangborden zouden worden van ‘E-Stonia’.
Regering heeft sinds 2022 veel moeten uitgeven
De tijden van het bruisende optimisme zijn voorlopig voorbij. Ze hebben plaatsgemaakt voor een rauwe geopolitieke realiteit die de overheid op kosten heeft gejaagd. De Estse regering heeft sinds 2022 veel geld moeten uitgeven aan onder meer de eigen defensie, directe militaire bijstand aan Oekraïne, de opvang van ontheemden uit dat geteisterde land en de inkoop van vloeibaar gas.
Estland wil minimaal 3 procent van het bruto binnenlands product (de NAVO-norm is 2 procent) aan defensie besteden. Het wil bijvoorbeeld zijn oostgrens (met Rusland) zwaar beveiligen en de munitievoorraden zo snel mogelijk uitbouwen. Verder heeft de regering bedragen moeten vrijmaken voor hogere salarissen in het onderwijs en de zorg, sectoren die al jaren met personeelstekorten kampen.
Esten gaan gebukt onder inflatie
Die uitgaven moeten ergens van worden betaald. De regering van de liberale premier Kaja Kallas greep vorig jaar naar een vrij drastisch middel: belastingverhoging. Dat betekende een breuk met het beleid van Laar in de jaren negentig. En het was kiezersbedrog, oordeelden vele Esten, want het Regeerakkoord dat in april 2023 werd gesloten, maakte daar geen melding van.
Het geklaag en de kritiek werden afgelopen zomer alleen maar luider nadat premier Kristen Michal, partijgenoot en opvolger van de naar Brussel vertrokken Kallas, en zijn ministersploeg met een ‘tijdelijke defensiebelasting’ waren gekomen. Het tarief van zowel de btw (per 1 juli 2025) als de inkomstenbelasting (per 1 januari 2026) wordt verhoogd.
Niet verwonderlijk dat de dame in de supermarkt in Tallinn moppert dat ‘alles duurder wordt’. Inmiddels is sprake van collectieve neerslachtigheid. Voorganger in het ventileren van de nationale onvrede is het conservatieve dagblad Postimees. De krant hamert erop dat de overheid zelf het goede voorbeeld moet geven door drastisch af te slanken.
Postimees schreef onder meer: ‘De publieke sector dijt alleen maar uit. De afgelopen anderhalf jaar zijn er zesduizend mensen bij gekomen die het brood van de staat eten.’ Heeft het dagblad, dat in deze kwestie bijval krijgt van oud-premier Laar, een punt?
Blijven inzetten op ICT en tech
Kaspar Oja (39), analist bij de centrale bank van Estland en adviseur van president Alar Karis, bestrijdt de kritiek niet. ‘We moeten echt een debat voeren over de overheidsuitgaven en de budgettaire prioriteiten die de laatste regeringen hebben gesteld. De salarissen van bepaalde groepen ambtenaren bijvoorbeeld, zijn te snel gestegen.’
Daarom pleit Oja ervoor om hoe dan ook aan de vlaktaks vast te houden: ‘Dat is een eenvoudig systeem en hoe eenvoudiger het systeem, des te minder ambtenaren er nodig zijn om het uit te voeren.’ Verder raadt hij de regering aan om in blijven te zetten op ICT en tech en te proberen te bereiken dat meer bedrijven het niveau van start-up kunnen ontgroeien, zodat ze serieus kunnen concurreren met West-Europese bedrijven.
Estland wordt ingehaald door buurland Litouwen
Oja’s Litouwse collega Greta Ilekytė (29), werkzaam bij Swedbank en verbonden aan de ISM University of Management and Economics in Vilnius, is aanzienlijk kritischer. ‘Estland heeft van alle landen in de Europese Unie de laagste staatsschuld en niettemin verhoogt de regering de belastingen. Dat zal het consumentenvertrouwen nog verder aantasten.’ Ze wijst ook op de loonkosten in Estland, die 20 procent hoger liggen dan in Litouwen.
Dat land presteert een stuk beter dan Estland. Een gedachte die vooral de commentatoren in Postimees doet gruwen. Litouwen, dat was in de jaren negentig toch de meest aarzelende hervormer van de drie Baltische Staten, waar oud-communisten de dienst uitmaakten? En dat land heeft Estland nu ingehaald?
Volgens Ilekytė heeft het succes van Litouwen vooral te maken met de groei van de dienstensector en de toenemende investeringen van de overheid in de infrastructuur en het succes van de bouwsector. Bovendien ligt het totale aantal particuliere schulden in Litouwen lager dan in Estland, waardoor de rentelasten voor huishoudens en ondernemingen die leningen zijn aangegaan, minder knellen. Dat is goed voor de economie van het land, licht Ilekytė toe.
Wat Tallinn op kan steken van Litouwen
Een andere troef is de economische kracht van het grote zuidelijke buurland Polen. De Litouwse export is sowieso minder afhankelijk van Noord-Europa dan de Estse. Litouwen heeft ook met succes de Duitse en Britse markt aangeboord. Al met al boekte Litouwen in het eerste kwartaal van dit jaar 2,9 procent economische groei.
Kan het kwakkelende Estland daar iets van opsteken? Ilekytė meent van wel. ‘De Estse regering zou zich meer moeten richten op overheidsinvesteringen en het bieden van ondersteuning aan bedrijven, in plaats van op begrotingsdiscipline en lastenverzwaring. Dat laatste doet economen op hun achterhoofd krabben van ongeloof.’
En niet alleen economen. De klanten van de supermarkt in Tallinn zullen het ongetwijfeld beamen.