De partij van oud-president Nicolas Sarkozy, die vrijdag zijn rentree aankondigde, kan maar geen vuist maken tegen de Franse president François Hollande. Maar het grootste gevaar komt vanuit zijn eigen Parti Socialiste.
In theorie is de macht van de Parti Socialiste (PS) van president François Hollande op dit moment vrijwel onbeperkt in Frankrijk. De partij levert de premier en vrijwel alle ministers en heeft de absolute meerderheid in de belangrijkste Kamer van het parlement, de Assemblée nationale. Ook in de Senaat geniet de PS samen met enkele bondgenoten een meerderheid. Oppositie voer je daardoor in Frankrijk doorgaans effectiever op straat dan via democratische instituties.
Val
De onverwachte val van het kabinet van Manuel Valls, die zelf aanbleef als premier, toont echter aan dat Hollande nu ook steeds meer rekening moet houden met oppositie vanuit de eigen gelederen.
Dat kan betekenen dat de president niet langer kan rekenen op steun van een meerderheid in het parlement om zijn hervormingen door te voeren. Daardoor zou zijn ‘verantwoordelijkheidspact’ in gevaar kunnen komen, een grootschalige lastenverlichting voor het bedrijfsleven die tot meer banen moet leiden.
De PS is allerminst een eenheidspartij. Net als trouwens die andere grote gematigde partij in Frankrijk, de rechtse UMP van voormalig president Nicolas Sarkozy. Beide zijn veeleer federaties die een veelheid aan stromingen en denkbeelden bundelen. Op rechts gaat het van conservatieve christen-democraten tot overtuigde liberalen en op links vind je alles tussen antiglobalisten en sociaal-liberalen.
Neuzen
Oud-president Sarkozy had de autoriteit om alle neuzen bij de UMP dezelfde kant op te krijgen en vooralsnog was het een van de schaarse opzienbarende prestaties van Hollande dat ook hij erin slaagde om zijn verdeelde partij bij elkaar te houden.
Dat deed hij eerst ruim tien jaar als partijvoorzitter en ook gedurende de eerste helft van zijn vijfjarige presidentiële termijn bewerkstelligde hij een evenwicht tussen de verschillende kopstukken en stromingen.
In de vorige regering was zowel plaats voor de bijna-communist Arnaud Montebourg, die het liefst grote delen van de economie zou nationaliseren, als voor gematigder politici als premier Manuel Valls en Ségolène Royal.
Politieke rebellen
Maar eind vorige maand kon minister Montebourg (Economische Zaken) het niet langer verkroppen dat hij een economisch beleid moest voeren waar hij zelf niet achter stond. Hij stak zijn sympathie voor een groepje frondeurs (politieke rebellen) in de PS niet onder stoelen of banken en kreeg steun van enkele collega-ministers die het beleid van de president ook niet links genoeg vonden.
Voor president Hollande, die vaak het verwijt krijgt dat het hem aan daadkracht ontbreekt, was de maat vol. Hij stelde een nieuw kabinet aan waarin geen ruimte meer was voor de afvalligen.
Hollande bevindt zich nu in de unieke positie dat vrijwel niemand in het land nog vertrouwen in hem heeft: volgens de populariteitsbarometer kreeg hij vorige maand 17 procent steun, een nieuw diepterecord. Hij moet ook beducht zijn voor partijgenoten. Het land gaat ongetwijfeld nog een lange tweeënhalf jaar tegemoet.