Wie zijn de rijke vriendjes van Bashar al-Assad?

''

Na vier jaar vechten ligt Syrië in puin, net als de economie. Maar in Damascus is een nieuwe groep rijken opgestaan, die het regime van president Bashar al-Assad overeind houdt. ‘Sancties? Ha, ha!’

Het kantoor van Bassam Sabbagh in Damascus ziet eruit als een huiskamer. Onderuitgezakt op een zitbank heeft de corpulente 55-jarige zakenman zich verschanst achter een salontafel met koekjes en fruit. Sabbagh ventileert graag sterke meningen. Nu beweert hij overtuigd atheïst te zijn, en dat in het bijzijn van een orthodoxe priester die geamuseerd luisterend druiven eet.

Hij schatert het zelfs uit als Sabbagh roept: ‘Abuna, vader, een of andere gek heeft me op de sanctielijst laten zetten omdat ik in het verleden met zijn vrouw heb geslapen of zo, hoewel ik me die meid echt niet meer kan herinneren.’

Dan verontschuldigt hij zich tegenover zijn vrouw met zwarte haren die naast de priester zit. Met een minzame glimlach laat ze merken niet onder de indruk te zijn.

Ruim drie jaar geleden, op 14 november 2011, werd Sabbagh toegevoegd aan de sanctielijst van de Europese Unie. Deze telt momenteel 208 figuren die nauw betrokken zijn bij het regime van president Bashar al-Assad. Ze worden verantwoordelijk gehouden voor het gebruik van geweld tegen de burgerbevolking of financiering van zijn onderdrukkingsapparaat.

Reisverbod

Voor zover ze hun geld niet al hadden geparkeerd op de Kaaimaneilanden of in Dubai, zagen ze hun tegoeden op Europese banken bevroren worden. Ook hebben ze een reisverbod voor de Europese Unie (EU).

Sabbagh wordt genoemd als juridisch en financieel adviseur van Rami Makhlouf: neef en bankier van de president die in de schaduw van de macht een zakelijk miljardenimperium heeft opgebouwd. Voor Assad zelf zou Sabbagh een vastgoedproject in de stad Latakia financieren.

Onzin, zegt Sabbagh: hij is erin geluisd. ‘De EU-commissie die zich over de sancties buigt, heeft een handvol Syrische informanten in Damascus. Die vragen ze om namen, maar zelf checken ze niets. Iemand die mij haat, heeft mijn naam genoemd.’

Dat hij zaken doet met Rami’s neef Khaldoun, die diverse koffietentjes en een taxibedrijf heeft, betekent niet dat hij ook close is met Rami zelf.

Om zijn naam te zuiveren, heeft hij in België een rechtszaak tegen de Unie aangespannen, maar die komt niet van de grond. ‘Hoe kan ik me verdedigen tegen aantijgingen die zijn gebaseerd op geclassificeerde informatie?’ Sabbagh werpt zijn handen in de lucht. ‘Ik krijg niet eens een visum.’

Nu Sabbagh op de sanctielijst staat, loopt zijn familie gevaar. ‘Denk je dat die terroristen zich afvragen of ik terecht op die lijst sta?’ schampert hij. ‘Als ze me pakken, word ik vermoord. Ik weet dat ik op de dodenlijst sta.’ Toch is Sabbagh nooit uit Syrië vertrokken, in tegenstelling tot een groot deel van de Syrische zakenelite. Ze zijn uitgeweken naar Beirut, Moskou of Dubai in afwachting van betere tijden.

Checkpoints

Er bestaat ook angst te worden ontvoerd. Mu’azz Yousef, in de vijftig en directielid bij een bank, is gebleven, maar loopt niet rond zonder revolver. ‘De veiligheidssituatie is achteruitgehold. De politie heeft het te druk met de opstand. Ze doen niets als je vrouw wordt verkracht of je zoon ontvoerd.’

Als je vanuit Libanon de Syrische hoofdstad binnenrijdt, besef je wat bijna vier jaar ­burgeroorlog met Syrië heeft gedaan. Kilometers betonblokken moeten Damascus verdedigen tegen zelfmoordaanslagen door jihadisten.

Ontelbare checkpoints worden bemand door wat ooit het Syrische leger was, maar nu is verworden tot een zooitje ongeschoren militieleden zonder insignes. Onophoudelijk klinken inslagen in opstandige buitenwijken, 6 kilometer verderop. Soms spuit in de verte zwarte rook op.

Kale kop

De economie ligt letterlijk in puin. De werkloosheid bedraagt 60 procent. De koopkracht is sinds 2011 gedaald met 70 procent. Ontvoeringen zijn populair, de verhalen gruwelijk: ‘Als je niet betaalt, hakken ze een voor een je vingers af.’

Maar er is ook een ander Syrië. Dat van de nachtclub onder het Cham Palace Hotel waar patsers met shabiha-look – kale kop, baard, Assad-tattoo – strak getailleerde gazelles naar binnen tronen.

Dat van Italiaanse restaurants waar je carpaccio bestelt terwijl je op megagrote schermen live de Champions League volgt. Dat van fitnessclubs, klinieken waar je borstvergrotingen kunt laten uitvoeren en van de onlangs geopende shopping mall in de havenstad Tartous, die zo exclusief is dat de meeste inwoners niet verder komen dan de etalages.

Er bestaan zelfs plannen voor een opgespoten eiland voor de Syrische kust à la Dubai. Miljoenen Syriërs zijn op de vlucht, lijden honger en leven in misère, maar in Damascus is alles te koop, van Nikes tot Nestlé-babyvoeding en Jaguars. Zolang je maar betaalt.

Dat Syrië economisch nog niet volledig is ingestort, heeft Assad niet alleen te danken aan kapitaalinjecties door trouwe bondgenoten als Rusland en Iran. Veel komt op het conto van de zakentyconen die in het verleden hun fortuin konden vergaren dankzij het regime.

Nu Assad financieel het water aan de lippen staat – niemand betaalt nog belasting, de olievelden zijn in handen van de rebellen, net als het grootste deel van de landbouwgrond – is voor deze diehards de tijd gekomen om iets terug te doen.

Zakenlieden als Yousef zijn door het regime benaderd met  het verzoek hun vaderland te dienen: ‘Ze hebben ons gevraagd te helpen bij de import van brood, benzine, suiker, thee, dingen die mensen elke dag nodig hebben, en die zo goedkoop mogelijk te leveren.’

Gebruikmakend van patronagenetwerken en Syrië’s poreuze grenzen hebben ze solide smokkelroutes opgezet. Die voeren vaak dwars door gebieden die door rebellen worden beheerst. Vriend en vijand verdienen aan de oorlog.

Schijnbedrijven

Spin in het web is, niet verwonderlijk, Rami Makhlouf, die volgens de zakenkrant Financial Times 60 procent van de Syrische economie beheert en een geschat vermogen heeft van 5 miljard dollar. Sinds 2011 zou hij flink hebben geïnvesteerd in de invoer van basisbehoeften.

In tegenstelling tot olie vallen deze importen niet onder het sanctie­regime, zodat banken voor dergelijke importen bevroren tegoeden mogen vrijgeven. Omdat het regime Syriërs in rebellengebied afsluit van voedsel en medicijnen, wordt het surplus verkocht op de wereldmarkt.

Aangezien de Makhlouf-clan prominent figureert op de EU-sanctielijst, heeft Assads bankier zich omringd met advocaten die buiten Syrië schijnbedrijven moeten oprichten om de sancties te omzeilen. Sporadisch belandt er een op de sanctielijst, zoals het in Luxemburg gevestigde Drex Technologies. Het bedrijf is volgens de Europese Commissie geheel in handen van Makhlouf en wordt gebruikt om zijn wereldwijde investeringen te beheren en geld door te sluizen naar Damascus.

Het is een druppel op een gloeiende plaat. Zolang landen als de Verenigde Arabische Emiraten en Rusland de Assad-familie en vooral hun geld gastvrij onthalen, zijn er volop mogelijkheden.

Een kijkje in de wereld van Assads bankiers biedt de Facebookpagina van Ayham al-Assad, neef van de president. Hij is zakenpartner van Makhlouf en gehuwd met diens zus, Kinda. Nadat een oppositiegroep zijn account had gehackt, waren foto’s te zien van een appartement van 3 miljoen dollar dat Ayham had gekocht in Rusland. En familiefoto’s van Kinda met de kinderen in het zwembad, maar ook hitsige e-mails die Ayham stiekem stuurt naar zijn maîtresses.

Hij stuurt ze foto’s van zichzelf in uniform en met kalasjnikov, lachend tussen de kapotgeschoten huizen van Daraya, een buitenwijk van Damascus waar zwaar is gevochten. Dan zijn er opeens vakantiekiekjes van de Makhloufs in Abu Dhabi, waar Rami een ontmoeting heeft met sjeik Saif al-Zayed, minister van Binnenlandse Zaken en – toeval? – eigenaar van Emirates International Investment.

Schoensmeer

‘De sancties? Ha, ha!’ De lach van Hassan al-Nuri (54) buldert door suite 233 van het Sheraton Hotel in Damascus. In dit luxe hotel houdt de steenrijke zakenman in chemische producten – ‘mijn vader is begonnen met blikjes schoensmeer’ – kantoor.

Hij verdeelt zijn tijd tussen Warschau, Amman en de Syrische hoofdstad. Nuri is een kamervullende persoonlijkheid wiens luide bariton resoneert in een omvangrijke thorax.

‘Die sancties van jullie in Europa raken ons niet echt,’ vervolgt hij. ‘Syrië leeft al zo lang onder westerse sancties. We kennen onze wegen zo langzamerhand wel, via ­Dubai, Libanon, Jordanië. Waar we wel ­onder lijden, is het terrorisme, het verlies van onze olievelden, de vernietiging van onze infrastructuur. Maar jullie sancties? Nee.’

Geen spijt

De wereld kent Nuri nog van de Syrische presidentsverkiezingen in juni afgelopen jaar. Hoewel Assad de verkiezingen met een even comfortabele als verwachte 88,7 procent van de stemmen won, moest hij dit keer voor het eerst strijden tegen andere kandidaten. Maar de volstrekt onbekende Nuri deed mee, omdat het regime hem dat had gevraagd.

Hij windt er geen doekjes om: ‘Ik heb ­inderdaad bijgedragen aan de geloofwaardigheid van de verkiezingen door me kan­didaat te stellen. Nou en? Ik heb er geen spijt van. Natuurlijk heb ik nooit gedacht dat ik zou winnen. Ik ben helemaal geen politicus, maar een zakenman die de economie wil hervormen. Ik steun Assad.’ In ­augustus werd hij beloond met een onbeduidende post als minister voor Bestuursontwikkeling in de nieuwe Syrische regering.

Nuri is een voorbeeld van hoe de Syrische zakenelite wordt geacht bij te dragen aan de verdediging van het regime waarvan ze zo lang hebben geprofiteerd. Zo zou Rami Makhlouf niet alleen pro-Assad-milities financieren, maar ook de Syrian Electronic Army hebben opgezet. Niet alleen oppositiewebsites worden door deze digitale legereenheid gehackt, ook Al-Jazeera, Forbes, AP en andere internationale media die ongunstig berichten over Syrië worden aangevallen of bestookt met valse tweets als ‘Obama gewond bij bomaanslag’.

Een fabrikant die anoniem wil blijven, vertelde dat hem is gevraagd om pro-Assaddemonstraties te organiseren wanneer een VN-team of bemiddelaar Damascus bezoekt. Zelfs neef Ayham al-Assad heeft tussen zijn bacchanalen en sekschats tijd over voor illegale wapentransacties.

Tegelijkertijd biedt de oorlogseconomie nieuwe kansen. Sinds de olievelden in Noordoost-Syrië in handen van de islamitische terreurbeweging IS zijn gevallen, heeft het regime de import van olie en benzine overgedragen aan de private sector: een godsgeschenk voor de vrije jongens in de presidentiële coterie.

Aangezien Iran Syrië een krediet van 3,6 miljard dollar heeft verstrekt voor de import van deze producten, is dit een zeer lucratieve handel. Topmilitairen rond Assad die worden getroffen door de sancties, omzeilen die op kinderlijke wijze door ‘cleane’ tussenhandelaren in te schakelen. Zoals Dhu al-Himma Shalish, hoofd van de presidentiële garde, die is gelieerd aan de familie Foz van de Aman Group in Latakia. Hun tankers en containerschepen bevoorraden Syrië van over de hele wereld.

Verzwakking

Het is wrang voor de Syriërs die in 2011 protesteerden tegen nepotisme en corruptie, dat hun opofferingen slechts een nieuwe klasse van rijken hebben opgeleverd. De ­EU-sancties die volgden op de bloedige ­onderdrukking van hun opstand, hebben nauwelijks geleid tot verzwakking van het ­regime.

‘Ach, jullie Europeanen weten niet hoe je sancties moet opleggen,’ zegt Hassan al-Nuri. ‘We hebben jullie banken nooit nodig gehad. Wij vertrouwen alleen cash geld. Wij werken met hawala: geld dat in Damascus op tafel wordt gelegd, wordt in Bagdad uitbetaald. Geen afschriften, geen e-mails.’ Hij kijkt gespeeld meewarig. ‘Jullie weten ook wel dat dat niet te controleren is, maar kijken liever de andere kant op.’

De naam van Mu’azz Yousef is vanwege zijn veiligheid gefingeerd