Ethiopische economie groeit dankzij westerse vraag naar kleren

'Picasa'

Kledingproducenten ruilen Azië in voor Afrika. ‘Disney deed Bangladesh in de ban, we zochten een alternatief.’ Een verslag uit Ethiopië.

Met een vorsende blik loopt ­Miriam van Alphen (57) door de lege fabriekshal. De directeur van Beconnected, een van origine Belgisch-Nederlands bedrijf dat in Ethiopië textiel gaat bedrukken en kledinglabels gaat produceren, verwacht vandaag de eerste machines te kunnen plaatsen.

De container uit Zwitserland kan elk moment arriveren. ‘We werken onder meer voor H&M en Zara,’ zegt Van Alphen. ‘In mei denken we in Ethiopië met de productie te kunnen beginnen.’

Steeds meer kledingbedrijven verplaatsen hun productie van Azië naar Afrika.  Vooral Ethiopië, na Nigeria het volkrijkste land van Afrika, is populair. De brutolonen zijn hier met ongeveer 40 euro per maand bijna twee keer zo laag als in bijvoorbeeld Bangladesh.

Wantoestanden

Mede door de buitenlandse investeringen heeft Ethiopië een van de snelst groeiende economieën van Afrika. De waarde van de Ethiopische textielexport steeg van 5 miljoen euro in 2010 naar 50 miljoen in 2013.

Naast de lage lonen vormen ook de wantoestanden in Azië, waar lokale producenten het vaak niet zo nauw nemen met de arbeidsomstandigheden, een reden om te verhuizen.

‘Beconnected is licentiehouder van Disney-kleren,’ vertelt Van Alphen. ‘We drukken onder meer afbeeldingen van ­Donald Duck en Disney Princess op T-shirts. Het Chinese Huajian, een van de grootste  schoenenproducenten ter wereld, heeft al drie jaar een fabriek in Ethiopië. Champro, gevestigd in de Verenigde Staten, laat door een Ethiopisch kledingbedrijf honkbalbroeken maken. Het Turkse bedrijf Ayka Textile bezit in de hoofdstad Addis Abeba een grote fabriek die stoffen weeft van lokaal geproduceerde katoen. De arbeidsproductiviteit is nog niet zo hoog als in Azië, maar door opleiding en training zal die naar verwachting stijgen.’

Enthousiast

Van Alphen, die voorheen voor C&A werkte en sinds 2006 in China woont, is onder de indruk van Ethiopië. ‘Je voelt het er bruisen. Mensen zijn enthousiast, de regering is erg behulpzaam.’ Ander positief punt volgens Van Alphen is dat wantoestanden worden aangepakt.

‘In Bangladesh moet je zelf controleren of bedrijven waarmee je zaken doet de regels niet overtreden. Hier in Ethiopië grijpt de regering in bij misstanden.’ Van corruptie, in andere Afrikaanse landen een groot probleem, zegt Van Alphen in Ethiopië geen last te hebben.

Twee mannen zijn de muren van de ­fabriek aan het schilderen. Bij de ingang klinkt het kabaal van een drilboor. In het kantoor van Van Alphen wordt de vloer gelegd. De Nederlandse directeur maant de aannemer haast te maken met het opruimen van de rommel die rondslingert in de 7.000 vierkante meter grote hal.

Snel handelen

De fabriek van Beconnected in Ethiopië wordt volledig gefinancierd met eigen kapitaal, zegt Van Alphen. Er zijn talloze subsidies voor investeringen in ontwikkelingslanden, maar daarvan heeft Beconnected geen gebruik gemaakt.

‘Dat duurt allemaal veel te lang,’ aldus de directeur. ‘Tegen de tijd dat je je geld binnen hebt, is een concurrent misschien al in het gat gesprongen. Als ondernemer heb ik geleerd om snel te handelen, anders mis je de slag.’

Een van de Nederlandse personeels­leden pakt de telefoon om te informeren waar de container met de machines uit Zwitserland blijft.

Elsevier nummer 17, 25 april 2015