De voorzitter van het Europees Parlement becommentarieert onbeschroomd het beleid van lidstaten en niet-lidstaten. Een selectie van zijn uitspraken.
De Duitser Martin Schulz (SPD, 59) is voorzitter van het Europees Parlement, maar hij wekt soms de indruk president van Europa te zijn. De voormalige boekhandelaar maakt handig gebruik van de nieuwheid van de Europese Unie (EU).
Landen hebben vaak een lange parlementaire traditie waarin een formele én informele hiërarchie bestaat. Zo is de voorzitter van de Tweede Kamer na de Koning formeel de hoogste politicus, in de praktijk is hij of zij vooral technisch voorzitter.
Sinds het Verdrag van Lissabon (de Grondwet die er toch kwam, in 2009) heeft het Europees Parlement formeel dezelfde status als de Europese Raad (met regeringsleiders van de 28 lidstaten) en de Europese Commissie (het uitvoerend orgaan). In de praktijk is de Raad verreweg het machtigst, maar de positie van de Parlementsvoorzitter is wel versterkt.
Politieke traditie
Zo mag Schulz vóór elke EU-top de regeringsleiders toespreken. Zij kunnen hem vragen stellen, maar om te laten voelen wie de baas is, doen ze dat nooit. Waarna Schulz moet vertrekken en de echte bazen de grote beslissingen nemen.
Dat ontmoedigt Schulz allerminst om zijn ambt zo ruim als mogelijk te blijven interpreteren. Dat kan hij ook doen door het ontbreken van een Europese politieke traditie.
Klik op de afbeelding voor uitspraken van Schulz
Schulz’ uitleg laat weinig te raden over: de Parlementsvoorzitter is de hoogste vertegenwoordiger van het Europese volk en mag zich overal mee bemoeien.
Hij laat zich wereldwijd door presidenten, premiers en nationale parlementsvoorzitters ontvangen en becommentarieert zonder schroom binnenlands beleid van Unielanden én niet-Unielanden.
Elsevier nummer 18, 2 mei 2015