Germanwings-piloot Andreas Lubitz, de Noorse massamoordenaar Anders Breivik, de Iraanse gijzelnemer Man Haron Monis en IS-beul Mohammed Emwazi (‘Jihadi John’) hebben veel narcistische karaktertrekken met elkaar gemeen: een gekrenkt ego, faalangst en bewonderingsdrang.
Dat schrijft Anne Manne, auteur van het boek The Life of I: The New Culture of Narcissism, in de Britse krant The Guardian.
Volgens haar hebben de mannen, ieder verantwoordelijk voor grote terreuraanslagen, kenmerken van een typische narcist: de wereld eigenhandig veranderen en daardoor voor eeuwig onthouden worden, is een grote drijfveer.
Bij een narcistische persoonlijkheidsstoornis is er sprake van grootheidswaan, een enorme drang naar aandacht, erkenning en de bereidheid daarvoor anderen uit te buiten of te mishandelen. Onder meer een gebrek aan empathie (inlevingsvermogen) maakt het mogelijk in sommige gevallen een gruweldaad te begaan.
Gezien
Aan de andere kant zijn narcisten kwetsbaar en ontlenen zij vaak zekerheid aan constante aanbidding en aandacht van hun omgeving. Ontbreekt dit, dan blijkt de persoon in kwestie vaak instabiel – ‘zelfvertrouwen gebouwd op drijfzand’ – en in sommige gevallen in staat tot een terreurdaad.
Volgens de auteur van het artikel waarin zij diverse deskundigen en psychologen aan het woord laat, is onzichtbaarheid een grote angst van de narcist, en juist dat is – in onze huidige wereld vol individualisme – een zware last om te dragen. ‘Mensen met een narcistische persoonlijkheidsstoornis die zich gepasseerd voelen of teleurgesteld zijn, kunnen geweld rechtvaardigen doordat dat hen zichtbaar maakt’, schrijft Manne.
Terroristen
Andreas Lubitz, Anders Breivik, Mohammed Emwazi (‘Jihadi John’) en Man Haron Monis: volgens Manne vertonen de vier mannen die de afgelopen jaren terreurdaden pleegden allen eigenschappen van narcisme.
Zo zou piloot Lubitz, die verantwoordelijk was voor het laten neerstorten van een vliegtuig met 149 mensen tegen een bergwand, in een fase van zijn leven zitten waarin hij maar net belangrijke levensdoelen had weten te beschermen: hij wist piloot te blijven en zijn relatie te behouden nadat hij was vreemdgegaan.
Hoewel niet duidelijk is uit welke motieven Lubitz handelde, is duidelijk dat hij extreem bezorgd was over wat anderen van hem vonden. Om twijfels bij zijn vriendin weg te nemen, zou hij bijvoorbeeld twee ‘prestige’ auto’s voor hen hebben gekocht.
Anders Breivik, die in 2011 op het eiland Utoya in 77 mensen vermoordde ‘om gezien te worden’ was in zijn eigen ogen een held, ‘Hij wilde de ergste massamoordenaar in de geschiedenis zijn. Psychiaters konden het eerste vermoeden – paranoïde schizofrenie – niet bevestigen, maar wel verschillende stoornissen en een extreem narcistische persoonlijkheidsstoornis’, zegt de schrijfster.
Daarnaast claimde Breivik, net als andere terroristen, de daad te verrichten vanuit een ideologische overweging: in dit geval als een christelijke kruisvaarder. In zijn 1.500 pagina’s tellende manifest, gaf hij zichzelf eretitels en op de vraag van een politieman ‘wie mag er beslissen over leven of dood’, antwoordde Breivik: ‘ik’.
Man Haron Monis gijzelde in december afgelopen jaar 18 mensen in een café in Sydney, claimend dat hij een jihadist was die voor terreurgroep Islamitische Staat strijdde. Monis, die omkwam tijdens de zeventien uur-durende gijzeling, was eerder gediagnosticeerd met een aantal psychische problemen.
Hij zou constant aandacht zoeken en lijden aan grootheidswaan. Tijdens een eerdere misdaad – Monis stuurde dreigende brieven naar rouwende families van omgekomen Australische soldaten in Afghanistan -verzocht zijn advocaat hem niet met de pers te praten: het zou de zaak schaden. Monis zou naar buiten zijn gerend om de verzamelde media te woord te staan en te verkondigen: ‘Deze pen is mijn pistool en deze woorden zijn mijn kogels.’
Bekendheid speelde ook een rol voor Mohammed Emwazi, de Britse man die bekend staat als ‘Jihadi John’ en wordt geadoreerd door IS-rekruten als de personificatie van ‘jihadi cool’. ‘Zulke moordenaars krijgen fans’, beargumenteert Anne Manne.
Ze vergelijkt de aantrekkingskracht van IS met ‘cocaïne van gewelddadig extremisme’; alle elementen die het zo verslavend maken in de meest pure vorm. De auteur noemt de belangrijkste conclusie dat het begrijpen van de waarheid, hoe weerzinwekkend die ook is, deel moet zijn van ieder effectief anti-terrorisme programma.