Voor wie in de Oval Office de lasten van de wereld torst, biedt de golfbaan een ontsnappingsroute. Sinds William Taft (1909-1913) slaan ze bijna allemaal een balletje.
John F. Kennedy, de beste speler onder hen, was als president slechts twee jaar op de golfcourse te vinden totdat hij werd vermoord.
Tijdens de campagne van 1960 maakte Kennedy bijna een hole-in-one. Zijn medespeler zag het gezicht van de kandidaat verstijven. Het balletje bleef 40 centimeter van het gaatje liggen. Tot grote opluchting van Kennedy, die zei: ‘Als de bal er wel was ingegaan, had de hele wereld binnen het uur geweten dat er weer een golfer probeert om het Witte Huis te betreden.’
Toen hij daar eenmaal was aangeland, hielden zijn stafleden het geheim als Kennedy met zijn uitmuntende swing met zijn clubs in de weer ging. Kennedy mocht vooral geen replica van Eisenhower lijken, die werd verweten ‘twee termijnen op de golfcourse’ te hebben doorgebracht. Dat werd pas anders toen allerlei geruchten over zijn amoureuze escapades de ronde begonnen te doen.
Als de pers daarnaar informeerde, kwam het Pierre Salinger, zijn woordvoerder, goed uit te kunnen zeggen: ‘Ach, welnee, hij speelt golf.’ Kennedy speelde meestal geen achttien holes. Maar als hij dat wel deed, kwam hij zo rond de tachtig slagen uit. Een opvallende score, zeker als je bedenkt dat hij chronische rugklachten had. Maar die hinderden hem bij die escapades kennelijk ook niet bovenmatig.
Lasten van de wereld
Het is heel begrijpelijk dat de golfbaan met zijn weidse vistas een uitgelezen ontsnappingsroute vormt voor wie in de benauwenissen van het Oval Office de lasten van de wereld moet torsen. Toch heeft er altijd een ongemakkelijke relatie bestaan tussen het presidentiële golf en het beeld dat de president graag van zichzelf presenteert.
Zoals journalist Don Van Natta in zijn boek First Off the Tee aantoont, komt dat ongemak voort uit de nog steeds gangbare mening bij het grote publiek (de kiezer) dat golf uitsluitend een spel is voor mensen met blauw bloed en gespeeld wordt tegen de achtergrond van dure countryclubs. Bovendien vrezen de presidenten dat hun gang over de links wordt uitgelegd als een verwaarlozing van hun officiële plichten.
Bill Clinton, die over alles het volk enquêteerde, onderzocht ook hoe het publiek tegenover zijn golfen stond. De uitkomst was duidelijk negatief. ‘Zeker voor een Democraat was dit spel uit den boze.’ Volkomen in strijd met zijn gewone doen, speelde Clinton vrolijk verder.
Nooit de president verslaan
Van Lyndon Johnson, die als een wilde hengst desnoods in driehonderd slagen over de baan ging, komt de waarschuwing dat wie in de politiek wil slagen, ervoor moet zorgen dat hij op de golfbaan nooit de president verslaat. Het spiegelbeeld van deze bewering leverde George H.W. Bush door op te merken hoeveel vaker je bij golf werd ingemaakt als je eenmaal president-af was.
Misschien is Franklin Delano Roosevelt de beste golfer van allemaal geweest. Toen hij in het Witte Huis kwam (1933) had de polio echter al toeslagen. In lijn met zijn op de kleine man gerichte beleid zorgde deze aristocraat ervoor dat onder zijn programma van publieke werken menige gemeentelijke course werd aangelegd. Daar kon iedereen voor een paar dollar naar hartelust spelen.
Gehaast of rustig
Vader en zoon Bush spelen wat wel ‘aerobisch’ golf wordt genoemd. Golf in sneltreintempo. Hoewel George W. Bush met zijn handicap 15 een redelijke speler is, gaat het de Bushes niet om het aantal of de schoonheid van hun slagen, maar om de vaart die ze in het spel houden.
Hoe anders is de stijl van Barack Obama. De huidige president heeft behoorlijk wat tijd gespendeerd aan golf, vaak tot frustratie van zijn politieke tegenstanders. Obama staat erom bekend zo vijf, zes uur lang achter elkaar op de baan te staan.
Mijn slechtste dag op de golflinks is altijd nog beter dan mijn beste dag op kantoor, beweren liefhebbers. Knappe kans dat menige president daar niet anders over heeft gedacht.