Artiesten, intellectuelen, filosofen en politici: ze zijn machtig en kunnen zich meer veroorloven dan het gewone volk. Wat dat betreft past Dominique Strauss-Kaun in een illuster rijtje.
Het is deze week twee jaar geleden dat heel Frankrijk in totale shock verkeerde door de spectaculaire arrestatie van voormalig IMF-topman Dominique Strauss-Khan. Op zijn hotelsuite in New York zou hij zijn kamermeisje hebben mishandeld en verkracht. Daags na de arrestatie bezocht ik een bijeenkomst op het Goethe Institut in Parijs over de betekenis van de filosofie in de 21ste eeuw.
Na afloop, terwijl iedereen nog opgewonden was over de hevige discussie tussen een blogger en een hoogleraar over de zin en onzin van filosofie-onderwijs, raakte ik aan de praat met een Franse dame, die me vroeg wat ik uit de bijeenkomst hoopte te halen.
Complot
Ik antwoordde dat ik benieuwd was of de gastsprekers denken dat onze filosofische schatten de oppervlakkigheid en het razendsnelle tempo van de 21ste eeuw zullen overleven. Veel hoort tegenwoordig in honderdveertig tekens te worden samengevat.
Is er dan nog interesse en geduld om de mooie brieven te lezen die Voltaire en Rousseau elkaar schreven?
Plots begon ze over de affaire ‘DSK’ zoals iedereen die toen noemde. Amerikanen zouden doelbewust een plan hebben gehad om deze super-favori presidentskandidaat kapot te maken.
Veel geld
Zelfs serieuze dagbladen als Le Monde hadden het over een mogelijk complot tegen DSK. In de beeldvorming waren destijds twee scenario’s populair: of het Afrikaanse kamermeisje had geld nodig en wilde een belangrijke man in de val lokken om hem vervolgens veel geld afhandig te maken.
Of de zeer onbetrouwbare Amerikaanse politiek wilde de herverkiezing van de pro-Amerikaanse president Nicolas Sarkozy veiligstellen en wenste daarom diens belangrijkste uitdager uit te schakelen.
Reconstructies van tijdschriften en kranten zoals Le Figaro met koppen als ‘La “bonne semaine” de Nicolas Sarkozy’ (De goede week van Nicolas Sarkozy) transformeerden dergelijke scenario’s dan ook van flauwe geruchten tot serieuze verhalen waar niet zomaar aan kon worden voorbijgegaan.
Verademing
Een vertrouweling van Sarkozy verklaarde in een van die reconstructies: ‘Deze affaire is het bewijs dat God bestaat. De laatste weken waren we op zoek naar redenen om in de overwinning (van Sarkozy) te blijven geloven. Nu is zij een redelijk perspectief geworden.’
De wijze geesten, en die waren er gelukkig ook, zijn op deze momenten van nationale hysterie niet alleen een verademing. Nee, ze zijn broodnodig om het collectieve slachtofferschap te breken en iedereen bij de werkelijkheid te houden.
Sociologe Irène Théry was ook zo’n geest. In een mooi opstel durfde ze als een van de weinigen het verfoeide kamermeisje te verdedigen en de zorgelijke seksuele moraal in Frankrijk aan de kaak te stellen.
Gezelligheid met DSK
Precies die zorgelijke moraal liet de Franse dame, die ondertussen een evenwichtige indruk maakte, buiten beschouwing. Alle onmogelijke factoren werden genoemd en van voren naar achteren ontleed.
Niettemin vermeed zij vakkundig alles wat enige maatschappelijke zelfanalyse behoefde. Hoe kon zij zo veel heil zien in die samenzweringstheorieën? Is dat de invloed van de media of was er meer aan de hand?
Ze zei mijn vragen niet te begrijpen, waarop ik vervolgde of het ondenkbaar was dat DSK zijn kamermeisje inderdaad zou hebben aangerand. Op de Parijse universiteit waar ik destijds studeerde, was hij lang hoogleraar. Van hem, zo vertelden mijn Franse medestudenten mij, was algemeen bekend dat hij zijn studentes na afloop van de hoorcolleges vroeg te blijven en hen meenam naar een van zijn vele Parijse appartementen voor wat ‘gezelligheid’.
In de lift
‘Als zelfs mijn medestudenten dit wisten, waarom verkeert heel Frankrijk dan in de ontkenningsmodus?’ vroeg ik. Zij was even stil, keek om zich heen, boog voorover en fluisterde: ‘Bent u wel eens alleen met uw baas in de lift geweest?’
In een poging antwoord te geven op deze verrassende, zo niet bizarre, vraag struikelde ik bijna over mijn woorden. Het enige wat ik kon zeggen was: ‘Nee niet echt. Bovendien hebben we in Nederland lage gebouwen.’
Ze moest lachen, maar wilde haar punt met een serieuze ondertoon maken. Fransen zouden onder de indruk zijn van macht. Ze vrezen haar, maar houden ook van haar verschijningsvormen. Dit geldt in het bijzonder voor artiesten, intellectuelen, filosofen en politici wier beroep als een voorrecht wordt gezien – zodat ze zich morele speelruimte kunnen veroorloven.
Moraal
Deze carte blanche stelt hen in staat hun begeerten na te streven en zich buiten de wettelijke kaders te begeven. Dus als een buitenstaander, zoals het kamermeisje, die macht opzijschuift en naar de politie stapt om recht te halen, dan verandert het slachtoffer in dader en de dader in slachtoffer.
Mijn gesprekspartner had natuurlijk gelijk. Het publieke debat in Frankrijk rondom de affaire Roman Polanski (2009), die in 1978 het bed deelde met een dertienjarige meisje, illustreerde hoe Fransen hun machtigen behandeld willen zien. Hun idealisering, zo niet heiligverklaring, lijkt dan ook grenzeloos.
Activisme
Neem de zaak van de marxistische filosoof Louis Althusser, die in 1980 tijdens een ‘nekmassage’ zijn vrouw had gewurgd. Alle Franse intellectuelen schaarden zich achter hem. De gevangenis heeft hij nooit gezien. Hij ging aanvankelijk een paar jaar naar een psychiatrische instelling om zich vervolgens als een vrije man in Noord-Frankrijk terug te trekken om een boek te schrijven.
Of neem de affaire-Cantat (2003), waarin zanger Bertrand Cantat van de linkse band Noir Désir zijn vriendin had doodgeslagen.
Veel beroemde Fransen vonden dat hij een barmhartige behandeling moest krijgen. Zijn anti-globalistische activisme en felle kritiek op de Amerikaanse inval in Irak moesten als verzachtende omstandigheden dienen.
Wat dat betreft past DSK, die werd verdedigd door zijn socialistische partijgenoten, in het illustere rijtje van Althusser, Cantat, Polanski en andere machtigen voor wie moraal niets meer is dan een mooi filosofisch idee, waar uitsluitend het gewone volk zich aan hoort te houden.
En dat in het land van vrijheid, gelijkheid en broederschap.