Woensdagavond vielen minstens drie doden bij een aanslag op het station van Urumqi. De aanval volgt op een bezoek van de Chinese president aan de autonome regio Xinjiang, waar hij beloofde terreur hard aan te pakken.
Vier dagen lang was Xi Jinping in de noordwestelijke regio Xinjiang. Hij ging naar scholen, moskeeën en woonde oefeningen van veiligheidsdiensten bij.
Hij noemde Xinjiang de ‘frontlinie tegen terreur’ en voegde eraan toe dat de Chinese overheid extremisten als ratten zou uitroeien. Xi beloofde de Chinezen zelfs een first strike-strategie tegen terreur. De president noemde de sociale stabiliteit in Xinjiang cruciaal voor China’s nationale veiligheid.
Sneltrein
Nog dezelfde avond sloegen moslimextremisten toe in Urumqi, de hoofdstad van de autonome regio Xinjiang. Er was een explosie en mannen met messen hakten in op passagiers van K453, de drukke sneltrein uit Chengdu. Er vielen zeker 3 doden; 79 mensen raakten gewond, waarvan 4 ernstig.
Lange tijd dachten terrorisme-experts dat het niet zo’n vaart zou lopen met extremistische moslims uit Xinjiang die afscheiding van de Volksrepubliek nastreven.
Hun organisatiegraad was laag, er waren onvoldoende financiële middelen, het draagvlak onder de Oeigoeren was beperkt en ze konden niet of nauwelijks beschikken over vuurwapens en explosieven, wat hun slagkracht klein maakt.
Incidenten
Maar er waren berichten over toenemend gevaar. Oeigoeren die meestreden in Syrië. Meldingen over wapensmokkelaars die de grens met Kirgizië oversteken. Contacten van extremisten met de Taliban in Afghanistan en Pakistan. En een groeiend aantal geweldsincidenten in Xinjiang. Alleen al het afgelopen jaar stierven meer dan honderd mensen door geweld in Xinjiang.
Op 28 oktober vorig jaar was er een zelfmoordaanslag op het Tiananmenplein in Peking, Een terreinwagen reed door het publiek en doodde twee toeristen. De drie inzittenden staken zichzelf vervolgens in de auto in brand.
Deze aanslag, hoe onbeholpen ook, zorgde voor een schok, omdat de Oeigoerse problematiek voor het eerst naar de Chinese hoofdstad werd gebracht.
Aanstichter
Op 1 maart werd een bloedbad aangericht onder wachtende treinpassagiers in het station van de Zuid-Chinese stad Kunming. Een groep in het zwart geklede extremisten hakte met messen in op treinpassagiers. Er vielen 29 doden.
Vorige maand gaf Abdullah Mansour een zeldzaam telefonisch interview aan persbureau Reuters.
Mansour, de leider van de Islamitische Partij van Turkestan die door China als aanstichter van de onrust in Xinjiang wordt beschouwd, sprak van plannen over meerdere terreuraanvallen: ‘We hebben de boodschap voor China dat het volk van Oost-Turkestan en andere moslims wakker zijn geworden. Ze kunnen ons en de islam niet langer onderdrukken. De moslims gaan wraak nemen.’
Provocatie
Uit de aanslag in Urumqi blijkt dat het geen grootspraak was. Zorgelijk is het gebruik van explosieven en de locatie; een plek waar veel burgers samenkomen. De timing van de aanslag is een regelrechte provocatie aan China’s leiderschap.
Op de dag dat president Xi terreur de oorlog verklaarde, sloegen extremisten toe op een van de zwaarst bewaakte plekken in het land. China heeft officieel een terreurprobleem.