Rode kaart is een logisch middel om Brusselse regelzucht te beteugelen

Terecht zoeken nationale parlementen naar instrumenten waarmee besluiten van de Europese Commissie kunnen worden geblokkeerd. Het nieuwste middel, de rode kaart, is een stap in de goede richting.

Minister Frans Timmermans (PvdA) schreef het al in november vorig jaar, het CDA stelde het in april nog voor en VVD-europarlementariër Hans van Baalen kwam er zaterdag weer mee: het idee om nationale parlementen in staat te stellen plannen uit Brussel te torpederen via een rode kaart.

Een teken des tijds waarin velen vinden dat nationale parlementen zich meer moeten bemoeien met Europese besluitvorming. En dat is inderdaad nodig. Vooral sinds het ‘nee’ tegen de Europese Grondwet in 2005 is de politiek ervan doordrongen dat er iets grondig mis is met Europa.

Verbeterd

Politici en diplomaten hadden de Unie uitgebouwd zonder de burger erbij te betrekken. Niet alleen de burger, ook het gemiddelde Kamerlid wist amper wat er in Brussel gebeurde. Het gevoel overheerste dat er wel over hen, maar toch zonder hen werd geregeerd.

Dat is inmiddels verbeterd. De Tweede en Eerste Kamer zijn actiever geworden en sinds het Verdrag van Lissabon kunnen nationale parlementen proberen via zogenoemde gele en oranje kaarten proberen om voorstellen van de Europese Commissie tegen te houden. Dat is nu twee keer gebeurd, maar de tweede keer liet de Commissie zich niet vermurwen: ze wil haar plan doorzetten voor een Openbaar Ministerie om fraude met Europees geld op te sporen.

Omslachtig

Dat laatste heeft kwaad bloed gezet bij nationale parlementariërs. Terecht eisen ze dat gefundeerde bezwaren tegen Europese wetgeving die ze onnodig vinden, serieus worden genomen. Het logische gevolg is de rode kaart die ‘Brussel’ dwingt zich te schikken naar een meerderheid van nationale parlementen.

Het enige waarover politici het nu nog oneens zijn, is hoe die kaart moet worden geregeld: via de omslachtige weg van verdragswijziging of door hierover bij de nieuw te benoemen voorzitter van de Europese Commissie een belofte af te dwingen.

Hier ligt een taak voor Nederlandse parlementariërs – in Brussel en Den Haag – om hun buitenlandse collega’s snel te overtuigen.

Van de rode kaart moeten zeker geen wonderen worden verwacht. Maar dat nationale parlementen Brusselse regelzucht een halt kunnen toeroepen, lucht de stemming rond Europa mogelijk iets op.