In het buitenland wordt met zorg gekeken naar de astronomische bedragen die China uittrekt voor zijn krijgsmacht. Steken de Chinezen Amerika naar de kroon?
Donderdag 11 september begint de Chinese president Xi Jinping aan een rondreis door Azië die hem naar Tadzjikistan, de Malediven, Sri Lanka en India brengt. Vooral het bezoek aan India is omgeven met diplomatieke spanningen.
In theorie zouden de twee buurlanden van elkaar kunnen profiteren. Het gaat om de twee landen met de grootste thuismarkt ter wereld: 1,35 miljard mensen in China en 1,24 miljard in India. Beide landen horen tot de BRICS-landen, het groepje snelst groeiende economieën op aarde.
Dikke maatjes met Pakistan
Maar de landen vertrouwen elkaar niet. Er zijn conflicten over de loop van de grens in de Himalaya, de verdeling van water, en China verwijt India dat het onderdak biedt aan de Dalai Lama en de Tibetaanse regering in ballingschap.
Andersom begrijpt India niet waarom China zulke dikke maatjes is met zijn aartsvijand Pakistan.
Beide landen investeren flink in hun eigen defensie en bieden tegen elkaar op in het aantal bestellingen voor vliegdekschepen, duikboten en straaljagers.
Volgens de Chinese overheid gaf het vorig jaar 120 miljard dollar uit aan het Volksbevrijdingsleger. Volgens Amerikaanse berekeningen ligt het cijfer hoger: 145 miljard dollar.
Hightech
China reageert steevast op buitenlandse kritiek op zijn stijgende uitgaven aan militaire slagkracht door te melden dat het maar een fractie uitgeeft van wat het Pentagon aan defensie spendeert (ruim 600 miljard dollar volgens het International Institute of Strategic Studies).
Dat is maar een deel van de waarheid. Militaire analisten wijzen op het salarisverschil tussen een soldaat in de Verenigde Staten of in Europa en zijn Chinese collega. Voor hetzelfde geld kan China veel meer soldaten onder de wapens brengen dan westerse landen.
Maar in het moderne krijgsbedrijf gaat het niet om het aantal soldaten. Het draait allemaal om hightech wapentuig. Kan de Chinese wapenindustrie veel goedkoper produceren dan westerse defensiecontractanten dat kunnen?
Anti-raketsysteem
Een mooi voorbeeld zagen we deze week. NAVO-lid Turkije overweegt voor 4 miljard dollar een anti-raketsysteem in China te kopen dat net zo goed is als een Frans-Italiaans of Amerikaans systeem, maar door de Chinese producent voor 600 miljoen dollar minder wordt aangeboden (-15 procent).
Dat riep bij mij de vraag op hoe we de Chinese defensiebegroting precies moeten waarderen. Economen hanteren bij internationale vergelijkingen in verschillende valuta de koopkracht-vergelijking, de purchasing power parity.
PPP bekijkt wat inwoners van een land voor hun geld kunnen kopen. Deze methode corrigeert de omvang van de economie in ontwikkelde landen (waar veel producten en diensten relatief duur zijn) en geeft meer waarde aan opkomende economieën (waar je veel waar voor je geld krijgt).
Bic Macs
Een simpele vergelijking is de Big Mac-index die The Economist in 1986 introduceerde. Een Big Mac is bijna overal ter wereld te koop en de verkoopprijs vormt in theorie een indicatie voor de lokale kosten van arbeid, huisvesting, marketing en ingrediënten.
Een Big Mac kost in China 2,73 dollar, tegen 4,80 dollar in de Verenigde Staten. Volgens deze index is de koopkracht van elke dollar die China aan defensie uitgeeft 75,8 procent meer waard dan elke dollar die de Verenigde Staten in zijn leger investeert.
Zo bezien is de koopkracht van de Chinese defensie gelijk aan 211 tot 255 miljard dollar; nog altijd niet de helft van de portemonnee van het Pentagon.
Luxe
De Starbucks Tall Latte-index is nog zo’n vergelijking op basis van een product dat bijna overal te koop is. Volgens deze vergelijking krijg je in China voor elke dollar maar 1 procent meer koffie met melk dan in amerika. En volgens de iPad-index is een dollar in China zelfs 9 procent minder waard dan in de Verenigde Staten.
Belangrijk nadeel van deze methodes is dat het gaat om verkoopprijzen, niet om kostprijzen. De verkoopprijs van een Big Mac, Tall Latte of iPad heeft meer te maken met wat de doelgroep bereid is te betalen, dan wat het kost om het product ter plaatse op de markt te brengen. Zeker in China zijn westerse producten bedoeld voor een groep die zich luxe kan veroorloven en zijn dienovereenkomstig geprijsd.
Beter is het om ons aan de cijfers van de Wereldbank te houden. Daaruit blijkt dat je in China 0,6 dollar nodig hebt om dezelfde hoeveelheid producten ter waarde van 1 dollar in de Verenigde Staten te kopen. China’s defensiebegroting van 120 miljard dollar zou in Amerika 200 miljard dollar waard zijn.