Iran en de kernbom: nachtmerrie of schromelijk overdreven?

'Roger Ressmeyer/Corbis/HH'

Al jaren proberen de Verenigde Staten, Europa en Israël het regime in Teheran af te houden van een kernbom. Maar waarom zouden de Iraniërs eigenlijk geen nucleaire wapens mogen hebben? Twee visies op ‘de Iraanse kwestie’.

Sinds oktober 2013 zijn ze al aan het praten, overleggen en onderhandelen. Aan de ene kant zes landen waarvan er vijf zelf beschikken over kernwapens: de atoommachten Verenigde Staten, Rusland, China, Groot-Brittannië, Frankrijk, en Duitsland, dat geen kernwapens heeft.

Aan de andere kant Iran, dat ervan wordt verdacht al decennia in het geheim te werken aan een eigen nucleair wapenarsenaal. De leiders van de Islamitische Republiek ontkennen: ons kernprogramma is, zeggen ze, slechts bedoeld om energie op te wekken en dient medische doeleinden.

Maar dat wordt sterk betwijfeld door experts, zoals die van het Internationaal Atoomenergie Agentschap. Inspecteurs worden echter tegengewerkt en sinds 2006 zijn daarom economische strafmaatregelen ingesteld tegen Iran.

Elke keer als er een akkoord wordt gesloten – sanctieverlichting in ruil voor beperking van het atoomprogramma – keert het wantrouwen terug: doen de Iraniërs wel echt wat ze beloven?

Elsevier laat twee experts, de in Iran geboren rechtsfilosoof Afshin Ellian en de Nederlands-Israëlische krijgshistoricus Martin van Creveld, aan het woord over de vraag: hoe gevaarlijk is het als de ayatollahs een atoombom in handen krijgen?

Een recept voor chaos: waarom kernmacht Iran de wereldvrede bedreigt

Als Teheran kernbommen heeft, zullen de Arabische landen die ook ­willen. Maar ook voor de burgers is het een angstaanjagend vooruitzicht.

De islamitische republiek Iran is een ideologisch regime. De Iraanse staatsideologie deelt de wereld op in twee kampen: het satanische kamp van Amerika en Israël met hun bondgenoten, en de rest. Het regime is echter gedwongen om serieus te onderhandelen met het satanische kamp over de militaire aspecten van zijn nucleaire project.

De Amerikaanse president Barack Obama wil zijn regeerperiode afsluiten met een nucleaire overeenkomst met Teheran. Daarentegen vindt de Israëlische premier Benjamin Netanyahu dat geen deal beter is dan een slechte deal.

Jeruzalem ziet het islamitische regime van Iran als een existentiële bedreiging voor het voortbestaan van Israël. Wat zijn de precieze gevaren als de ayatollahs over kernwapens beschikken? Voor alle duidelijkheid: dit is een mogelijk scenario, omdat Iran nog niet over kernwapens beschikt.

De bloedige oorlog tussen Iran en Irak (1980-1988) is voor een militaire risicoanalyse omtrent het Iraanse regime het vertrekpunt. De toenmalige leider van Iran, imam Ruhollah Khomeini, werd in 1988 de facto gedwongen om deze oorlog te beëindigen.

Waarom deed hij dat? In september 2006 maakte Ali Akbar Rafsanjani, oud-president van Iran en op dat moment de opperbevelhebber van de Iraanse strijdkrachten, een geheime brief openbaar, waarin Khomeini aan de top van zijn regime uitleg gaf over zijn motief voor het beëindigen van de oorlog, die voor Khomeini heilig was en moest voortduren tot de ‘bevrijding van Jeruzalem’ – dus de vernietiging van de staat Israël.

In deze brief uit juli 1988 schrijft Khomeini onomwonden over de militaire capaciteit van zijn regime. Hij citeert daarin uit het laatste rapport van de oppercommandant van de Revolutionaire Garde: ‘De opperbevelhebber van de Revolutionaire Garde berichtte mij dat wij in de komende vijf jaren geen enkele overwinning zullen behalen. En hij is van mening dat als wij na vijf jaar zouden beschikken over de vernietigende kracht van 350 brigades, 2.500 tanks, 3.000 stuks artillerie, 300 militaire vliegtuigen, 300 helikopters en lasergeleide wapens en kernwapens, dat we dan, als Allah het wil, een offensieve operatie kunnen uitvoeren.’

Ja, u leest het goed: lasergeleide wapens en kernwapens!

De imam capituleerde, omdat er geen geld was om de beoogde wapens aan te schaffen. Sindsdien zijn alle Iraanse militaire ontwikkelingen en projecten bedoeld om het regime voor te bereiden op regionale dreigingen en conflicten.

Zodra het regime over kernwapens beschikt, is dat in de eerste plaats angstaanjagend voor de Iraniërs zelf. Want dan kan het regime ongestoord zijn eigen burgers onderdrukken: de ayatollahs worden onaantastbaar, net als de leiders in Noord-Korea en de voormalige Sovjet-Unie.

De internationale gemeenschap kan immers niet zomaar een nucleair gewapend regime in het Midden-Oosten hard aanpakken. Precies om deze reden riepen de protesterende Iraniërs in de zomer van 2009 leuzen tegen het kernprogramma.

Daarnaast roepen nucleair bewapende ayatollahs gevaarlijke reacties op bij andere regionale grootmachten. Saudi-Arabië zou als tegenreactie kernwapens kunnen kopen. Ze hebben genoeg geld om dat te doen. Want ook de Saudische regering wenst onaantastbaar te zijn.

Ook Egypte zou daarnaar kunnen streven. Nu al melden Russische media dat Egyptische diplomaten de wens hebben uitgesproken om in samenwerking met Rusland een kerncentrale te bouwen. De wapenwedloop die in het Midden-Oosten kan ontstaan, is een regelrechte bedreiging voor de regio en zelfs de wereldvrede.

Maar de Israëlische kernbommen dan? ­Israël streeft er niet naar om andere staten en hun bevolkingen te vernietigen. Er is slechts één staat in het Midden-Oosten die de vernietiging van een andere staat, namelijk Israël, als een essentieel onderdeel
van zijn geloof beschouwt. Het Iraanse ­regime is gebaseerd op de idee dat Israël van de kaart moet worden geveegd.

Zodra de machthebbers in Teheran hiervan afstand nemen, valt het bipolaire wereldbeeld en daarmee de grondslag van het regime weg.

Ten slotte is de opslag van verrijkt uranium, benodigd voor kernwapens, in het Midden-Oosten een buitengewoon gevaarlijke activiteit, juist vanwege de chaos en het islamitische terrorisme.

De ayatollahs mogen onder geen beding over kernwapens beschikken. Er zijn twee middelen om dit te voorkomen: diplomatie in combinatie met economische sancties, en uiteindelijk militaire dreiging.

Iran valt niet zomaar aan: waarom het gevaar wordt overdreven

Alle doemscenario’s ten spijt, Israël is niet werkelijk in gevaar. Bovendien zijn landen met nucleaire wapens per definitie voorzichtiger.

‘Misschien is meer beter,’ is de titel van een artikel dat in 1981 werd gepubliceerd door de befaamde politicoloog Kenneth Waltz. Hij ging in tegen het idee reçu door te zeggen dat verspreiding van kernwapens misschien niet zo slecht was.

Kernwapens, schreef hij, hebben ervoor gezorgd dat er geen oorlog uitbrak tussen de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten zoals ze dat volgens de logica van de geschiedenis sinds Athene en Sparta in de vijfde eeuw voor Christus hadden moeten doen. In plaats daarvan draaiden ze om elkaar heen als twee honden, die af en toe blaften en hun tanden ontblootten, maar nooit echt beten.

Die wapens boezemden zo veel angst in, dat andere landen met een nucleair arsenaal dat voorbeeld waarschijnlijk zouden volgen. Om Winston Churchill aan te halen: misschien is veiligheid wel het kind van angst.

Waltz stierf in 2013, maar zijn ideeën leven voort. Toen hij zijn artikel publiceerde, waren er maar vijf nucleaire machten (de Verenigde Staten, de Sovjet-Unie, Groot-Brittannië, Frankrijk en China). En Israël, dat de bom had, maar iedereen die dat durfde te zeggen in de gevangenis smeet. Sindsdien zijn er drie landen bijgekomen (India, Pakistan, Noord-Korea), zodat het totale aantal nu negen is.

Maar toch is er geen enkele gelegenheid geweest waarbij een van die landen een grote oorlog begon tegen een andere kernmacht.
Hoe zit het met Iran? Ten eerste: geen enkel land deed er zo lang over om een atoomprogramma te ontwikkelen als Iran. Dat programma begon in de jaren zestig onder de sjah, werd in de jaren tachtig opgeschort omdat Iran vocht tegen Saddam Hussein (die Iran was binnengevallen), weer opgepakt in de jaren negentig en heeft nog steeds geen vruchten afgeworpen.

Dit doet vermoeden dat als de Iraniërs zeggen dat ze een kernbom willen bouwen, zoals ze herhaaldelijk hebben gezegd, ze dat tot op zekere hoogte menen. Ze willen vooral de infrastructuur die het mogelijk maakt snel zo’n ding te ontwikkelen als ze hem nodig hebben – een verlangen dat ze delen met landen als Zweden, Australië en Japan.

Ten tweede is het werkelijke doel van het Iraanse programma, en van de bom die daar wellicht uit voortkomt, het afschrikken van een mogelijke Amerikaanse aanval. Kijk naar de feiten: je weet nooit wat de volgende Amerikaanse president gaat doen.

Met de reële kans op weer een Bill Clinton in het Witte Huis, die Servië aanviel, of een George W. Bush, die Afghanistan en Irak aanviel, is voorzichtigheid geboden. De mullahs hebben geen zin om hetzelfde lot als Slobodan Milosevic en Hussein te ondergaan.

Ten derde: Israël is niet werkelijk in gevaar. Als enige land in het Midden-Oosten heeft Israël genoeg in huis om Iran af te schrikken en, als dat nodig is, er een nucleaire oorlog tegen te voeren. Hoe zo’n oorlog eruitziet, heeft Anthony Cordesman, een Amerikaanse politiek wetenschapper verbonden aan de National Security Council, tamelijk gedetailleerd beschreven.

Zijn conclusie? Ondanks het verschil in grootte zou het resultaat zijn dat Iran van de kaart wordt geveegd, en niet Israël.

Benjamin Netanyahu zit met Iran in zijn hoofd en hoopte zo de verkiezingen te winnen. Maar om eerlijk te zijn, heeft geen enkele Iraanse leider Israël ooit rechtstreeks bedreigd. Zeker, noch de Iraanse presidenten noch de mullahs zijn erg gesteld op het ‘zionistische grondgebied’. Ze hebben zelfs de brutaliteit gehad om de Holocaust te ontkennen.

Maar het enige wat ze hebben gezegd, is dat als Israël ze aanvalt, ze Israël met gelijke munt zullen betalen. En dat het ‘verrotte’ Israël zal bezwijken onder zijn eigen gewicht. Dat dient allemaal om de aandacht af te leiden van hun werkelijke doel: de Verenigde Staten te ontmoedigen. En om zo veel mogelijk moslimsteun te krijgen, zoals altijd als Israël verbaal wordt aangevallen.

Ten slotte: moraliteit. Zijn de Iraniërs echt zo slecht als sommigen beweren? Als we opnieuw 1981 als uitgangspunt nemen, dan zien we dat de Verenigde Staten in de ruim drie decennia sindsdien oorlog hebben gevoerd tegen of in achtereenvolgens Grenada, Panama, Irak, Servië (in Bosnië) toen weer Servië (in Kosovo), Afghanistan, toen weer Irak.

De Iraniërs zijn geen heiligen, verre van. Ze hebben zich bemoeid met Irak, Syrië en Libanon, en dat doen ze nog steeds. Ze hebben terreurorganisaties als Hezbollah en Hamas gesteund. Maar alles is betrekkelijk. Ze hebben geen grootschalige oorlog gevoerd tegen welk ander land dan ook. Laat staan dat ze dat hebben gebombardeerd of zijn binnengevallen.

En uiteindelijk is dat wat telt.