Plannen van nieuw gekozen regeringen kunnen de burgers in andere landen van de Europese Unie behoorlijk op kosten jagen. Zo kan een vertrek van Groot-Brittannië uit de EU Nederland flink op kosten jagen.
Begin dit jaar was de uitslag van de Griekse verkiezingen voorpaginanieuws in alle landen van de Europese Unie. En het zal deze week niet anders zijn met de uitslag van de verkiezingen, donderdag 7 mei, in Groot-Brittannië.
Vroeger was er natuurlijk ook belangstelling, maar die was, wat de meeste burgers betrof, meer plichtmatig. Zeker als het om kleinere landen ging. Tegenwoordig is de interesse gemeend. Niet zozeer vanwege de idealen van de Europese Unie, maar vanwege het geld.
Immers, plannen van nieuw gekozen regeringen kunnen de burgers in andere landen van de Europese Unie behoorlijk op kosten jagen.
Zo groot is inmiddels de (financiële) verwevenheid tussen de landen van de Europese Unie. Ook als ze geen euroland zijn, zoals Engeland.
Compenseren
Dit werd woensdag 29 april nog eens duidelijk gemaakt door Sir Colin Budd, tien jaar geleden Brits ambassadeur in Den Haag. Op een bijeenkomst in Amsterdam van Access Europe zette hij uiteen welke grote belangen voor Nederland op het spel staan bij de Britse verkiezingen.
Uiteraard sprak hij geen voorkeur uit voor een van de kandidaten. Wel vertelde hij dat een vertrek van Groot-Brittannië uit de Europese Unie de Nederlanders veel geld gaat kosten. Zij zullen dan 500 miljoen euro per jaar extra aan Brussel moeten afdragen. Dit om de vervallen Britse bijdrage te compenseren.
Kijk je alleen daarnaar, dan maakt het dus wel iets uit of David Cameron premier blijft (vóór een referendum over Europa). Of dat Ed Miliband (tegen) de nieuwe bewoner wordt van het beroemdste adres in Londen, Downing Street 10.
Elsevier nummer 19, 9 mei 2015