Fraai alternatief voor lelijke Amerikaanse democratie is er niet

Persconferentie op Capitol Hill in Washington - Foto: AFP

Historicus Geerten Waling reist deze zomer voor elsevier.nl door de Verenigde Staten, op zoek naar de ziel van de Amerikaanse democratie.

Wat maakt een democratie een democratie? Terwijl mijn reis van twee maanden en ruim twaalfduizend mijl door de Verenigde Staten ten einde komt, op Los Angeles International Airport om precies te zijn, blijft deze vraag zich opdringen.

Zeker, de democratie is een vorm van zelfbestuur door de bevolking, verankerd in een Grondwet, gedelegeerd aan een parlement dat regelmatig wordt verkozen, enzovoort. Maar dat is de ‘formele’ democratie. Daaraan gaat iets wezenlijks vooraf: een tastbare voedingsbodem, een democratische cultuur.

In mijn boek 1848 – Clubkoorts en revolutie dat deze zomer verscheen, onderscheid ik drie ‘materiële’ voorwaarden voor een democratisch bestel: 1) de erkenning van ‘het volk’ als machtsfactor, 2) de erkenning van oppositie en 3) een onafhankelijke civil society met een vrij publiek debat.

Terwijl zo’n democratische voedingsbodem in de West-Europese landen pas in een revolutiegolf in 1848 tot stand kwam, is mijn indruk dat hij in Amerika – de oudste democratie die er is – in de cultuur zit ingebakken. En dat hij nog altijd zichtbaar is. Als sluitstuk van mijn columnreeks van deze zomer, wijd ik een drieluik aan deze basis van de Amerikaanse democratie.

Het volk als machtsfactor

‘Toen brak de Amerikaanse Revolutie [1776] uit. Het dogma van de volkssoevereiniteit brak uit de gemeente en maakte zich meester van het centrale staatsbestel; alle klassen namen eraan deel; men streed en men triomfeerde in zijn naam; het werd de wet der wetten.’

– Alexis de Tocqueville, Over de democratie in Amerika (1835-1840)

De principiële sociale gelijkheid in Amerika, waar de Europeaanse aristocraat Tocqueville zich zo over verbaasde, moet worden begrepen als een gelijkheid van kansen, niet van inkomen of status. Zij geeft iedere burger gelijke mogelijkheden tot ontplooiing.

In het Witte HuisSpeciale editie In het Witte HuisEen onmisbare uitgave voor iedereen die is geïnteresseerd in de Verenigde Staten en de Amerikaanse politiek. Verschijnt eind augustus, maar is nu al hier te bestellen, voor 8,95 euro.

De politieke gelijkheid die daaruit voortvloeit geeft iedereen het kiesrecht en daarmee ook het recht om zich te kandideren voor een ambt, zelfs als burgemeester of politiecommissaris, of om zitting te nemen in een juryrechtbank. Weliswaar kregen vrouwen en zwarten pas veel later toegang tot deze rechten, maar in theorie was de Amerikaanse Grondwet, en dan vooral de Bill of Rights (1789), al sinds de voltooiing een uiterst egalitaire tekst.

Toch hadden ook de founding fathers genoeg angst voor het volk. Daarom hebben zij allerlei checks and balances ingevoerd, zoals een scheiding der machten en een aristocratisch en monarchaal element, met respectievelijk de Senaat en de President.

Maar ook die worden direct of getrapt verkozen en de rechters worden politiek benoemd. Een belangrijk onderwerp onder de oppervlakte van de presidentsverkiezingen van november is bijvoorbeeld de positie in het Hooggerechtshof die is vrijgekomen na het overlijden van de behoudende rechter Antonin Scalia in februari.

Obama heeft een kandidaat voorgedragen, maar de republikeinse meerderheid in de Senaat zal waarschijnlijk de benoeming over de verkiezingen heen tillen. Hoeveel macht de federale overheid nog heeft hangt direct af van de beslissende stem van deze opvolger in het Hooggerechtshof.

Democratie is altijd lelijk

De Amerikaanse democratische republiek is even vernuftig als ingewikkeld. De Grondwet garandeert de erkenning van de volkssoevereiniteit, maar fnuikt haar tegelijkertijd doordat het staatsbestel in de praktijk allesbehalve voor iedereen toegankelijk en begrijpelijk is. Dat bestel is bovendien onveranderlijk, behalve door amendementen op de Grondwet of interpretaties ervan door het Hooggerechtshof. Dus veel Amerikanen voelen zich voor het blok gezet.

Zo klinkt het idee van een districtenstelsel heel mooi, maar het winner-takes-all principe leidt tot veel teleurstelling en wrok. Waarom zou je nog stemmen als je toch weet dat de meerderheid in jouw staat voor de tegenpartij kiest? Om over de geringe kansen voor nieuwe partijen maar te zwijgen. De campagnes zijn smerig, de belangen zijn groot, de achterkamertjes ondoorgrondelijk.

Hardnekkig cynisme

Nu is democratie altijd lelijk. Het is een voortdurende botsing van ideeën en belangen, die alleen in een harde strijd tot een redelijk representatieve afweging lijken te kunnen leiden. Maar hoe ver mag het gaan? Zoals we van Alexander Pechtold leerden, hebben taxichauffeurs de waarheid in pacht. De Armeense immigrant die me naar het vliegveld rijdt, verwoordt wat ik al twee maanden hoor in de VS: ‘American democracy is terrible. You have to live here to understand.’

Het is te hopen dat de intense lelijkheid van de Amerikaanse democratie, die leidt tot een breed gedragen cynisme in the land of the free, niet beklijft – want veel fraaie alternatieven zijn er niet.