Dit jaar is het 99 jaar geleden dat in het toenmalige Ottomaanse Rijk de massamoord op honderdduizenden Armeniërs begon. De meeste wetenschappers zijn het erover eens: achteraf bezien had hier een genocide plaats.
Maar onder Turken is er aanzienlijke twijfel of de Armeense kwestie, zoals de twijfelaars de massamoord consequent aanduiden, wel een genocide was.
Pijn
De Turkse autoriteiten erkennen de massamoord niet als genocide, maar spreken over ‘gezamenlijke pijn‘ die door de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) is ontstaan.
Ook onder Turkse Nederlanders is de feitelijkheid van genocide nog altijd geen uitgemaakte zaak. Zo verzetten leden van de Turkse gemeenschap zich tegen de plaatsing van een monument in Almelo, dat de Armeense slachtoffers moet herdenken. Het woord ‘genocide’ stuit hen tegen de borst.
Uitroeiing
De uitroeiing van de Armeniërs had plaats tegen de achtergrond van de Eerste Wereldoorlog. Het Ottomaanse Rijk, onderdeel van de Centrale Mogendheden (Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Bulgarije) viel met zijn leger Rusland aan, maar verloor die gevechten.
De schuld van die nederlaag werd in de schoenen geschoven van de Armeniërs. Daarop werd een proces in gang gezet die alle kenmerken van een genocide vertoont.
Zondebok
Armeniërs werden vanaf januari 1915 aangewezen als zondebok, schrijft NIOD-onderzoeker Uğur Ümit Üngör in zijn publicatie ‘De Armeense genocide, 1915‘. De Armeniërs waren ‘gevaarlijke microben in het lichaam van dit land geworden’, meldde Mehmed Reshid, gouverneur van de Ottomaanse stad Diyarbekir tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Op 24 april werden, onder bevel van het Ottomaanse leiderschap, verschillende leden van de Armeense elite opgepakt, gedeporteerd, ontdaan van kleren en bezittingen en vermoord door de mannen die speciaal daarvoor werden gerekruteerd. Deze grote razzia in Constantinopel (het huidige Istanbul) vormde de aanzet tot een bredere moordcampagne: de deportatie van de gehele Armeense bevolking werd een aantal maanden later bevolen.
Armeniërs binnen het Ottomaanse Rijk moesten zich klaarmaken voor vertrek en werden getransporteerd naar een woestijn in Syrië, dat toen nog deel uitmaakte van het Rijk. Er kwamen concentratiekampen, maar de meeste slachtoffers stierven door de kogel, uitdroging, marteling of uithongering. Een klein aantal wist te overleven. Armeniërs uit Istanbul en İzmir ontkwamen aan de deportaties.