Het politiek correcte gif in de Amerikaanse media

Redactie The New York Times. Foto: AFP

De Amerikaanse journalistiek verkeert in een diepe vertrouwenscrisis. Zestig procent van de Amerikanen heeft geen tot weinig geloof in de pers, lokale dagbladen worden steeds vaker opgeheven. De media die overblijven, zijn vooral bezig te bewijzen dat zij deugen in de ogen van hun links-liberale lezer, schrijft Victor Pak.

Victor Pak (1995) is redacteur bij EW. Wekelijks op zaterdag blogt hij over wat er speelt in de Amerikaanse politiek.

Vaak wordt oud-president Donald Trump aangewezen als de schuldige aan de vertrouwenscrisis in de Amerikaanse pers. Maar dit probleem speelt al decennia. Sinds 2004 gelooft slechts een grote minderheid van de Amerikanen de verslaggeving van de pers. Trumps fake news-aantijgingen hebben het gebrekkige vertrouwen in de pers nauwelijks veranderd, blijkt uit enquêtes van onderzoeks- en adviesbureau Gallup.

Trumps valse beschuldigingen jegens de pers maakten vooral het werk van de journalist moeilijker. Zijn kiezers wilden minder graag praten met journalisten, die bovendien vaak werden lastiggevallen tijdens hun werk.

Lokale kranten verdwenen

Maar de vertrouwenscrisis zit dieper. De lokale media staan in de Verenigde Staten onder grote druk. Van 2004 tot 2015 sloten 1.800 kleine kranten hun drukkerij en ontsloegen hun redactie. Zelfs in dichtbevolkte gebieden in het Amerikaanse binnenland zijn steeds minder respectabele, lokale nieuwsbladen te vinden.

De kranten die zijn overgebleven, hebben hun hoofdkantoor in de stedelijke regio’s aan de Amerikaanse kust staan en worstelen met het dedain voor de staten en hun inwoners die niet aan de west- of oostkust wonen.

Neem de vermaarde The New York Times, het dagblad dat vaak wordt gezien als heilige graal van de journalistiek. Tien jaar geleden verkeerde de krant in diepe crisis. Met online-artikelen verdiende de uitgever geen geld en de inkomsten uit de verkoop van de papieren krant en advertenties krompen elke dag. Nu is het tij volledig gekeerd. Mede dankzij Donald Trump, voor wie The New York Times het favoriete mikpunt was van zijn valse aantijgingen onder de noemer fake news media.

Lees deze blog van Victor Pak: Het onbenoemde vaccinsucces van Donald Trump

De krant bedient wereldwijd miljoenen lezers, maar de thuisbasis is nog altijd de links-liberale stad New York. En dat is te merken in de schandalen die de krant teisteren. Afgelopen jaar is een opinieartikel van een Republikeinse Senator ingetrokken. Die betoogde dat het leger moest worden ingezet tegen relschoppers in Amerikaanse steden. Officieel is het artikel ingetrokken omdat het redactionele proces niet zou zijn gevolgd, maar de schijn was al gewekt dat het vooral was gebeurd wegens zijn afwijkende mening.

Sterverslaggever gebruikte racistisch woord

Een journalist van The New York Times, Donald McNeil jr., is eveneens geslachtofferd. McNeil begon als assistent op de redactie en groeide uit tot journalist met de niet al te veel in het oog springende portefeuille gezondheidswetenschap. De coronacrisis maakte van McNeil een ster. Hij verscheen op televisie en werd voor even het gezicht van de krant: een soms wat chagrijnige, oudere blanke man die het gevaar van het coronavirus al vroeg inzag. The New York Times stuurde zijn werk in voor toonaangevende prijzen.

Maar McNeil is onlangs beschuldigd van racisme. Als gids namens de krant zou hij zich tijdens een reis door Peru met leerlingen van prestigieuze scholen racistisch en seksistisch hebben uitgelaten. De ouders van de pubers hadden de krant grof geld betaald voor de exclusieve reis, maar de kinderen waren niet gediend van McNeil, die weinig ophad met hun progressieve wereldbeeld. Tijdens de reis praatte McNeil met een leerling over racisme en nam hij het scheldwoord ‘nigger’ in de mond, dat vaak voor zwarten wordt gebruikt. Dat gebeurde niet uit kwade opzet, maar in een discussie over de term. Hij bood hiervoor later zijn excuses aan.

Redactie eiste ontslag van hun collega

De krant gaf hem aanvankelijk een reprimande, maar na interne ophef op de redactie moest McNeil alsnog vertrekken. In vier verhalen zette de journalist zijn kant van het verhaal online. De arrogante pubers bleken vooral problemen te hebben met zijn wereldbeeld, de krant schoot uit zijn slof en liet McNeil niet zijn kant van het verhaal vertellen. Daardoor kwam de beschuldiging wel naar buiten, maar niet zijn weerwoord. Ook werd de zaak afgehandeld door managers met wie McNeil als vertegenwoordiger van de redactievakbond had onderhandeld over bezuinigen.

Het zou een tragikomisch verhaal zijn als het niet zo ernstig was.

Wat zegt het over de houding van de krantenredactie en de Amerikaanse media? Want het verhaal staat niet op zichzelf. Alexi McCammond was een succesvol politiek journalist voor nieuwswebsite Axios, maar ze kreeg een verhouding met een politiek adviseur van Joe Bidens regering. Ze legde haar werk neer en kon aan de slag als hoofdredacteur van Teen Vogue.

Foutje als tiener, voor altijd gestraft

Een prima baan, maar McCammond blijkt zich als tiener op Twitter ‘homofoob’ en ‘racistisch’ te hebben uitgelaten. Die berichten waren bekend en McCammond heeft er jaren geleden diverse keren haar excuses voor aangeboden. Toch gaat de baan van hoofdredacteur aan haar voorbij: wie als tiener een fout maakt en hiervoor later excuses aanbiedt, blijft een ondeugdelijk persoon.

Zo zit de rot ook in de journalistiek zelf. Die levert zich over aan de deugers die een brandschoon blazoen eisen en een wereldbeeld dat niet afwijkt. Wie niet deugt, moet weg. Zelfs grote instituties buigen daarvoor het hoofd.

Vier jaar kon de journalistiek het geroeptoeter van president Donald Trump aanwijzen als de schuldige van de vertrouwenscrisis. Onterecht. Nu moeten de journalisten zelf aan de slag. De lezer die niet in een links-liberale regio woont, moet de pers die daarvandaan komt vertrouwen. Maar kan de lezer dat wel, wetende dat de redactie van een links-liberale krant hem stiekem uitkotst wegens een ouderwets wereldbeeld of foute uitlatingen op sociale media als tiener?