Hoe hebben de Duitsers afstand genomen van het naziverleden en hoe zullen de Russen zich in de toekomst verhouden tot de Oekraïne-oorlog? Die vraag kwam boven bij Pieter Waterdrinker, toen hij afgelopen week in Duitsland was.
Op de avond dat Wagner-baas Prigozjin met zijn privéjet uit de Russische hemel naar beneden viel, bevond mijn vrouw zich bij de opvoering van Wagners Parsifal in het Wagner-walhalla Bayreuth, in Oberfranken. Ik zat op dat moment tussen de rotsen en de met bossen begroeide heuvels van het dorpje Pottenstein, aan de Duitse witte wijn. Ze mailde me: ‘Is ‘ie echt dood, dat monster? Is ‘ie echt dood?’
Mijn vrouw is een geboren Russin met een Nederlands paspoort en joodse wortels, alsook een onverbeterlijke Wagnerfanaat. Erger kan tegenwoordig in sommige kringen bijna niet.
Zelf houd ik meer van ‘meeneuriebare klassieke muziek’ (de term is van Karel van het Reve). Maar ik vond het een buitenkansje om eens te bekijken hoe de Duitse culturele elite jaarlijks in Bayreuth samenkomt. Vlak voor het spektakel in het Festspeilhaus dat Wagner zelf volgens zijn artistieke inzichten mede ontwierp en dat traditiegetrouw om vier uur ’s middags begint, ving ik tussen de witte partytenten een glimp op van de bezoekers. Veel mannen in smoking, veel dames in avondtoilet; de kleur zwart overheerste. Hier heerste duidelijk beschaving. Even verderop stonden de auto’s geparkeerd waarin de operabezoekers waren komen aanrijden; veel BMW’s, Mercedessen, Porsches.
Bamberg aan de braadworst
Nadat mijn vrouw gelukzalig in de menigte was opgegaan, reed ik terug naar Pottenstein. Het traditionele culinaire vertoon van de Wagnerliefhebbers in de pauzes met braadworsten, halve liters bier en sekt, moest ik daardoor missen. ‘Het was geweldig!’ riep mijn vrouw tegen elven ’s avonds, toen ze de kamer van ons Gasthaus binnenviel. ‘Hij is dus dood, het monster! Prigozjin is dood!’ In Bamberg, één van de weinige Duitse steden die in de Tweede Wereldoorlog aan de bombardementen zijn ontkomen, was de volgende dag een muziekfestival aan de gang, met veel worst en bier. Ook hier werd volop genoten; niet door de culturele elite, maar door het volk. Dat er op dit moment in Oekraïne een oorlog gaande is die al een half miljoen levens heeft geëist, leken hier maar weinigen te beseffen.
In het historische centrum van het Beierse stadje viel op één van de centrale bruggen op een plakkaat te lezen: Claus Graf Stauffenberg, Symbol des Deutschen Widerstandes für seine Tat am 20 Juli 1944. Op die datum legde Von Stauffenberg, die banden had met de stad, tijdens een bijeenkomst met Adolf Hitler een bom onder de vergadertafel. Nadat hij zelf was vertrokken, ging het explosief af; als door een wonder kwam Hitler er met slechts wat brand- en schaafwonden vanaf.
Even verderop werd de omgebrachte joodse bevolking van de stad herdacht. Zum Gedenken an die Jüdischen Mitburger. Aan dezelfde muur hing een herdenkingsplaquette voor de Getreue Deutsche Soldaten uit Bamberg die in de periode van 1939 tot 1945 aan het front voor de Heimat sneuvelden. Slachtoffers en daders bijeen? Het wrong voor mij enigszins, om niet te zeggen: ik vond het nogal smakeloos.
Duitsland toonde berouw over naziverleden
Toch valt het volgende niet te ontkennen: Duitsland heeft na de Tweede Wereldoorlog als natie berouw betoond over de verschrikkingen van het naziregime. Deze zogeheten Vergangenheitsbewältigung kreeg ook gestalte in naoorlogse processen in Neurenberg en de beroemde knieval van bondskanselier Willy Brandt in 1970, bij het monument voor de slachtoffers van de opstand in het getto van Warschau.
In het postcommunistische Rusland is het tot zo’n collectief mea culpa voor de tientallen miljoenen slachtoffers van de Stalinterreur nooit gekomen. Sterker: er mag niet meer openlijk over worden gesproken, op straffe van het kamp of de gevangenis, terwijl Poetin in de repressieve misdaden van Stalin steeds meer inspiratie vindt.
Toch viel mij ook ditmaal in Duitsland weer op dat het naziverleden in de openbare ruimte het liefst geheel wordt genegeerd. Erover spreken lijkt taboe. Wie je er ook over aanspreekt: men heeft het liever over de instroom van asielzoekers. Staande bij het Festspeilhaus in Bayreuth, terwijl ik de Duitse elite vanaf een afstandje heimelijk bestudeerde, moest ik denken aan het boek Nazimiljardairs van David de Jong, dat een even indringend als ontnuchterend beeld geeft van het huidige Duitsland, waar nazaten van oorlogscriminelen tot op de dag van vandaag profiteren van het overgeërfde familiekapitaal.
De nakomelingen van de familie Oetker (van de bakpoeder en pizza’s), die van de familie Porsche (van de sportauto’s en van Volkswagen) en die bijvoorbeeld van de machtige dynastie van de familie Quandt (de erfgenamen van BMW) wentelen zich in een sprookjesachtige rijkdom. Ze profiteren nog elke dag van de miljarden, waarvan de basis mede werd gelegd in het naziverleden, waarbij niet zelden misbruik werd gemaakt van het werk van Joodse slaven en Slavische dwangarbeiders.
Hoelang kun je de misdaden van een volk collectief en individueel blijven nadragen? De vraag is actueel, ook al betreft het de toekomst. Op dit moment bepleit een deel van onze Tweede Kamer dat de overheid alle koffiecontracten met Douwe Egberts herziet, omdat het concern nog steeds actief is in Rusland. Anders dan Heineken, dat met 1 euro op zak na anderhalf jaar oorlog uit Rusland is vertrokken.
Opportunisme, angst voor reputatieschade en puur calculeren spelen hierbij een rol. Maar wat gaan we doen, straks als het weer vrede is? Hoeveel jaren zullen we de import van Russische waren blijven boycotten? Valt er uit het verleden misschien een ‘Dr. Oetker-formule’ te bedenken? Een verjaringstermijn? Immers, als we nu in onze Volkswagen naar Albert Heijn rijden om een pizza margherita van Dr. Oetker te kopen, dan rijden we niet alleen in een auto waarvan het prototype werd ontworpen in opdracht van Hitler en dat regelrechte oorlogsmisdadigers en hun kroost puissant rijk hebben gemaakt, ook de huidige multimiljonairs van de familie Oetker hebben zich nog altijd niet geheel ontdaan van de vroege nazi-lucht.
Dat wordt nog wat, later met Rusland. De dominee staat nu terecht orerend op zijn kansel, maar de koopman wacht stilletjes af.