Bij benoemingen voor topposities bij de inlichtingen- en veiligheidsdiensten zou de nationale veiligheid de topprioriteit moeten zijn. Maar partijpolitieke belangen en loyaliteit aan de juiste mensen spelen in Europa een veel te belangrijke rol, schrijft Jonathan Holslag.
Personen die werken voor veiligheidsdiensten als het leger of het inlichtingenapparaat zouden maar één doel voor ogen mogen hebben: de veiligheid van hun land. Bijgevolg zouden de aanwerving en de promotie van zulke personen moeten worden bepaald door hun ervaring, hun kennis en vooral ook hun geloofwaardigheid om tijdens kritieke momenten hun dienst te leiden. Helaas brengt partijpolitieke bemoeienis bij benoemingen aan de top van verschillende diensten net dát in het gedrang.
Je moet vooral grijze muis zijn
De eerste filter bij topbenoemingen heeft vaak weinig met de nationale veiligheid van doen. Als je het wilt maken, moet je namelijk de minister die op dat moment bevoegd is ter wille zijn. Dat betekent doorgaans dat je vooral een grijze muis moet zijn en niet mag excelleren tot op het punt dat die excellentie een bedreiging vormt voor de reputatie en het aanzien van de politicus. Charismatische, bekwame en intellectueel autonome personen komen in veel Europese landen aan de startlijn met een handicap.
Die loyaliteit aan de positie en de belangen van minister wordt ook na de benoeming afgedwongen. Die bepaalt immers wat je mag uitgeven, wat je mag zeggen en wat je mag doen. En ja, het is belangrijk dat veiligheidsdiensten het zogenoemde politieke primaat respecteren, maar dan moeten de politici ook het algemeen belang vooropstellen en niet het belang van zichzelf of de partij.
Eerst geldt belang politicus, dan partij, dan pas het land
En die partij is de tweede filter. Bij toppers in de veiligheidsdiensten is het helaas vaak belangrijker dat ze, laten we zeggen, trouwe partijsoldaten zijn dan een goede soldaat. In veel Europese landen lijkt de toestand in dat opzicht meer op stammenpolitiek dan op statenpolitiek. Eerst geldt het belang van de politicus, dan van de partij en dan pas het algemeen belang van het land.
Die situatie is nefast, want de stammenpolitiek zet zich ook intern door in de diensten. Zij leidt tot wantrouwen en nervositeit. In de Belgische militaire inlichtingendienst gonst het op dit moment bijvoorbeeld van ongerustheid over een scenario waarin de Franstalig-socialistische minister van Defensie haar controversiële kabinetschef als aan het hoofd van de dienst zou manoeuvreren.
Bovenal is dit soort partijpolitieke nefast voor de geloofwaardigheid op cruciale momenten. Stel je voor dat een socialistische partijsoldaat ooit beslissingen moet nemen ten aanzien van bijvoorbeeld een extreem-rechtse beweging: dat zou olie op het vuur zijn. Als de politiek werkelijk in zit met de veiligheid van het land, dan moet zij zich de veiligheidsdiensten minder toe-eigenen.