Genieten van het vrije Westen en toch voor Poetins oorlog

Bij een concert van meesterpianist Grigori Sokolov in Zuid-Frankrijk duikt een groepje steenrijke Russen op. Zouden ze weten dat hij geregeld zijn recettes schenkt aan het door zijn geboorteland binnengevallen Oekraïne?

Voor het tweede achtereenvolgende jaar reden mijn vrouw en ik voor een optreden van de Russische meesterpianist Grigori Sokolov naar Aix-en-Provence. Toen we in het avondlijke strijklicht langs de ruisende fonteinen en de uitpuilende terrassen van Frankrijks meest sfeervolle zuidelijke stad naar de concertzaal wandelden, besefte ik dat het leven vrijwel niet mooier kon worden dan dit.

Maar tegelijk was daar weer die oude verraderlijke bondgenoot. Het schuldgevoel. Mochten we hier wel zomaar ­genieten van deze stad, badend in waanzinnige welvaart en vrede, terwijl een dag rijden verderop nog elk moment van de dag mensen sterven? In een oorlog tussen twee landen die een kwarteeuw lang onze habitat vormden?

In tijden van crisis en oorlog betaalt de massa het gelag, al dan niet met het eigen leven op het slagveld. Terwijl anderen de dans weten te ontspringen. Hun leven gewoon voortzetten, althans ogenschijnlijk.

Tachtig kilometer verderop, in de kleine badplaats Sanary-sur-Mer, betrok het echtpaar Thomas en Katia Mann, samen met hun kinderen Erika en Klaus, in het jaar 1933 een villa. ­Terwijl zij daar zwommen, ’s avonds in het gegons van de ­cicaden dineerden, anderszins genoten, lazen ze in de kranten over Duitsland dat ze hadden moeten verlaten, waar Hitler zich opmaakte voor zijn Europese ballet met de dood.

Niet alleen beschaafde Russen in het publiek

‘O nee, kom mee… Snel naar links…’ Bij de ingang van de concertzaal trok mijn vrouw me schielijk mee naar een andere rij, om vier luidruchtig Russisch sprekende mannen en vrouwen te ontwijken. ‘Wat doen die mensen in vredesnaam hier?’

‘Het zijn muziekliefhebbers,’ probeerde ik mijn vrouw liefdevol een beetje te sarren. ‘Ze komen voor de muziek, net als wij.’

‘Heb je die koppen dan niet gezien? Die kleren?’

Natuurlijk had ook ik het groepje meteen gescand. Handtassen van minstens 5 mille bij de vrouwen; polshorloges ter waarde van halve huizen aan de gebruinde polsen van hun mannen. Tussen het Franse concertpubliek en een verdwaald groepje hyperbeschaafde culturele Russen die ik ook reeds had gespot, typisch nakomelingen van de aloude sovjet-intelligentsia, leken ze hier niet bepaald op hun plek. Maar ik besloot ze het voordeel van de twijfel te geven.

Een patriottistisch uitje

In de pauze – het zachtmoedige genie Sokolov had Bach gespeeld en maakte zich nu op voor Chopin en Schumann – trok de halve zaal met drankjes naar buiten, het lauwwarme plein op. Terwijl mijn vrouw in de zaal was achtergebleven en daar aan de praat was geraakt met een violiste uit Odesa, die na haar vlucht uit Oekraïne nu hier overleefde met het geven van lessen, luisterde ik buiten de poenige Russen af.

‘Die pianist heeft núl expressie!’ sprak een kale vent met Moskous accent tegen een jongere vrouw. ‘Zullen we nu maar wat gaan eten?’

‘Na de pauze komt Chopin, dat is altijd wat lichter,’ zei een volrijpe brunette, blinkend van de juwelen. ‘Ik heb door die late lunch nog geen trek. En we hebben dat hele eind niet voor niets gereden.’

Een paar minuten later begreep ik dat de kale Rus, een man met een pompoenhoofd en hun dames in Nice woonden, maar nog geregeld naar Moskou reisden voor de bizznizz. Terwijl zij het recital van Sokolov overduidelijk zagen als een patriottistisch uitje, vroeg ik me af of ze wel wisten dat Sokolov zijn recettes geregeld schenkt voor hulp aan Oekraïne dat door zijn geboorteland is overvallen.

Afgeven op het Westen, maar genieten van het vrije leven

De dagboeken van de familie Mann en van andere voor Hitler gevluchte Duitsers heb ik altijd verzwolgen. Alsook de geschriften van Russen die na de revolutie van 1917 hun land achterlieten. Op dit moment moeten veel Russische ballingen bezig zijn met soortgelijk proza. Wat dat werkelijk oplevert, weten we pas over jaren. De meeste hoop heb ik gevestigd op de Russen die nu in Berlijn wonen.

Onlangs sprak de Russische oppositiepoliticus Ilja Jasjin, die na ruim twee jaar cel bij de recente grote gevangenenruil vrijkwam, in Berlijn een menigte toe. Als de ultieme opvolger van de eerder dit jaar in het kamp gestorven Aleksej Navalny ontving hij van de Russische toehoorders applaus en bijval. Maar Berlijn kent ook veel Russen die daar wonen, maar tegelijk afgeven op het Westen en de oorlog van het Kremlin tegen Oekraïne door dik en dun steunen. Hoewel ze doorgaans minder rijk zijn dan de pro-Russische enclave aan de Côte d’Azur, genieten ook zij volop van het vrije leven in het Westen.

Zullen we ooit bij een Russische familie Mann lezen over wat er in hun gemeenschap werkelijk gebeurt? Over de onderlinge rivaliteit, de roddels, de eros, de afrekeningen? Pro-Kremlin-Russen in Berlijn willen niets weten van de oppositie in ballingschap, die bovendien hopeloos verdeeld is.

Schuldvraag over de oorlog

Vladimir Kara-Murza, een andere prominente Poetin-opposant bij de gevangenenruil, bepleitte vlak na zijn vrijlating dat het Westen de sancties tegen gewone Russen moet opheffen. Daarmee oogstte hij in Oekraïne en de Europese Unie alom woede.

Een novum: een opposant die in zijn strijd tegen Poetin bijna het leven liet, maar nu harde kritiek oogst in het Westen, omdat hij zich niet geheel aan de ethiek en inzichten daar wenst te houden. Cultuurcriticus Andrej Archangelski wijst erop dat de Russische oppositie de schuldvraag over de (collectieve) verantwoordelijkheid voor de oorlog ten onrechte doorschuift naar morgen. Om haar potentiële electorale aanhang in Rusland niet van zich te vervreemden. Laf en hypocriet.

Hoe zit dat bij ons? Nederland koestert over veel zaken schuldgevoelens (kolonialisme, racisme, Holocaust, slavernij), maar niet als het gaat om de oorlog in Oekraïne. Vreemd, want niet alleen een paar slimme Nederlanders die ­onder Poetin multimiljonair zijn geworden, hebben jarenlang van ­Poetin geprofiteerd, ook Nederland als geheel. Maar het beest in de bek kijken, doen ook wij niet al te graag.