Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Lodewijk Asscher (PvdA) waarschuwt maandag voor de verslechterende positie van flexwerkers. Uit onderzoek blijkt dat werkgevers flexwerkers steeds minder vaak een vast contract of scholing aanbieden.
Dit schrijft de minister maandag in een brief aan de Tweede Kamer.
Groeiend aandeel flexwerkers
Het aantal tijdelijke en flexibele arbeidskrachten op de arbeidsmarkt stijgt: momenteel vormen flexwerkers 27 procent van het totaal aantal werknemers, waar dit in 2000 nog 17 procent was.
Dit komt vooral omdat flexwerkers steeds minder vaak doorstromen naar een vaste baan. Tussen 2006 en 2010 is de kans om langer dan drie jaar een tijdelijk contract te hebben verdrievoudigd.
Andere inkomsten
Het huishoudinkomen van mensen met een tijdelijk contract is echter ongeveer gelijk aan dat van vaste arbeidskrachten. Dit komt doordat flexibele werknemers vaak leunen op andere inkomsten, zoals die uit een eigen onderneming of die van een partner met een vast contract.
Het rapport van de Stichting Economisch Onderzoek toont bovendien aan dat flexwerkers vaker gezondheidsproblemen hebben, minder scholing krijgen en een hoger beroep doen op sociale zekerheid. Mensen zonder vast contract komen vaker terecht in de bijstand en de WW.
Wetsvoorstel
In zijn brief schrijft Asscher dat de cijfers aansluiten bij ‘de ambities in het Regeerakkoord en het Sociaal Akkoord om flexibele en vaste arbeid beter met elkaar in balans te brengen’.
Komend najaar zal de minister een wetsvoorstel indienen waarin staat dat werknemers na twee jaar, in plaats van na de huidige driejarige periode, aanspraak maken op een vast contract.