De Nederlandse tv-kok en restauranthouder Joop Braakhekke is overleden, op 75-jarige leeftijd. Braakhekke leed aan alvleesklierkanker. In 2001 interviewde Hugo Camps de bekende kok voor Elsevier. ‘Ik ben een denker, bijna een filosofisch denker.’
Dit interview verscheen op 2 juni, 2001 in weekblad Elsevier.
Voor velen is hij een multifunctionele hansworst. Joop Braakhekke is echter meer dan restaurateur/variétéartiest/televisiemaker/auteur/acteur. Dankzij zijn vader is dit moederskind op zoek naar het waarom in de liefde, in het zenboeddhisme, in de keuken en in het lijden. ‘Willen presteren, is positief lijden.’
‘Ik een slaaf van de volksgunst? Zo voel ik het niet. In mijn restaurant ben ik wel een soort superbediende. Er zijn heel weinig mensen die een vak willen maken van het dienen. Terwijl ik zeg: “Dienen is de hoogste chic.”’
Hij glimt van trots. Om de eigen woorden, om het eigen bestaan, om het decor van rood pluche, blinkend koper en de lichtjes gesteven hagelwitte tafellakens in zijn eigen Le Garage. Joop Braakhekke is een gelukkig mens. Met artiestenbloed.
Strijd tegen kanker
In 2015 werd bij Braakhekke alvleesklierkanker geconstateerd. Hij werd begin 2016 genezen verklaard, maar een paar maanden later keerde de ziekte terug. Het was opnieuw alvleesklierkanker, met uitzaaiingen naar de longen en lever.
Kookgek
‘Voor de première van de culinaire revue Kookgek zei mijn regisseur: “We moeten nu een andere Joop Braakhekke vinden. Artiesten zijn geen dienaars, artiesten dwingen.” Dat was een probleem. Dat je succes ook moet afdwingen, stond niet in mijn boekje. Dwang is een heel ander uitgangspunt dan dienen. Ik moest denken aan een optreden van Maria Callas. De diva voelde dat ze niet genoeg aandacht kreeg. Voor ze een hoge noot inzette, nam ze ineens een ferme stap naar voren. Iedereen dacht dat ze van het toneel zou donderen. Nee dus, zij wilde alleen de aandacht scherpen.’
Met een kookrevue het theater in. De applausspons und kein Ende? ‘Een van de emotioneelste momenten in mijn leven was dat mijn moeder in de zaal zat en vervolgens achter het toneel kwam. Dat zij kon zien dat waarmee ik mijn hele leven bezig ben geweest me ook gelukt is. Acteur zijn, jááá! Ik heb ooit nog in een stuk van Truman Capote gespeeld, maar toen was ik daar vakmatig nog niet klaar voor. De theatrale lust heb ik van mijn moeder. En daarom vond ik het zo prachtig dat ze er nog was op de avond van de première van Kookgek.
‘Mijn moeder had een stem om heel beroemd mee te worden. Een eigen geluid. Ze zong een F. Ze had een schitterende operazangeres kunnen worden. Helaas, ze was te lief en te aardig; ze koos voor de kinderen. En ze mocht ook niet van haar man. Dat zou Callas een zorg geweest zijn. Of Sinatra, of Karel Appel. Nou ja, ze had geen zin in de top. Dan is het: adieu theater. In het theater gaat het niet alleen om talent, het gaat ook om druk en discipline. Theater is als een taartje. Als er een stukje aan ontbreekt, is het taartje weg. Je moet wel een vechtertje willen zijn. Ik ben ooit zo van de repetitie teruggekomen dat ik hier in Le Garage de grond heb gekust. Dat ik dacht: “Wat heb ik buiten nog te zoeken, ik kan hier ook meerdere levens vullen.”’
Mevrouw Braakhekke is negentig. ‘Het weekeinde was ik nog met mijn moeder op mijn boot. De stoute Louise, een Lemster aak van elf meter lang. Ik mag van haar niet zeilen, dus tuffen we maar een beetje. Stilte onder moeders paraplu? Dat valt behoorlijk tegen, zeg. We hebben nog steeds epische discussies. Ik ben voor haar een huis aan het bouwen. En ik heb gezegd dat het háár huis is. Maar ze begrijpt niet dat ze te oud is geworden om zich bezig te houden met de inrichting. We hebben natuurlijk ook verschillende smaken. Als ze haar zin niet krijgt, zegt ze meteen: “O, ik dacht dat het mijn huisje was. Er is helemaal niks van mij bij.” Krijgen we woorden. Zegt ze ook nog: “ Wat heb jij een wil, zeg.” Waarop ik dan roep: “Wees blij, mama.” Wij ouwehoeren ons de dag wel door. Ze is geweldig overeind gebleven. Mon Dieu. In zo’n lang leven is toch veel gebeurd, veel verdriet ook.’
Moederskind
De restaurateur/variétéartiest/televisiemaker/auteur/acteur is een moederskind. ‘Mijn moeder houdt mij in Nederland. Zij wil hier nooit weg. Ik ben gek op de tropen, maar het blijft hypothetisch. Als ik er zou wonen kijk ik misschien na een jaar de zon uit de lucht. Eerlijk, ik zou de grauwsluier over Nederland ook missen. Laatst reed ik over de Afsluitdijk, zo waanzinnig mooi. Dat licht, die weidsheid, de kerktorentjes. Als ik de natuur zie, vooral dit jaar nu de lente er zo moeilijk doorkwam, ben ik wel ontroerd. Nederland ziet er veel mooier uit dan andere jaren. Omdat het zo langzaam gaat met de bloei en de groei.’
Geen misverstand; vader Braakhekke was ook aardig. ‘Wel een beetje een zware man. Stil ook. Hij was de derde zoon van boerenmensen. Zijn droom was om stuurman te worden op de grote vaart. Dat is er niet van gekomen, hij werd belastinginspecteur. Een leven zoals je het eigenlijk niet had bedoeld en daarin toch overeind blijven, heel knap vind ik dat. Hij begreep mijn kinderlijkheid en mijn blijheid niet zo goed. Blijheid, lachen en gelukkig zijn, vond hij heel onvolwassen.
Hij was een bange man. Maar van hem heb ik wel de zin voor discipline en analyse. Zonder mijn vader was er niets van mij gekomen. Hij zei: “Jongen, alles heeft een waarom.” Sinds die dag is mijn zoektocht naar het waarom begonnen. In de liefde, in het zenboeddhisme, in de keuken, in het lijden, in fantasie en illusie. Ik ben een denker, bijna een filosofisch denker.’
Kookgek blijftTelevisiezender ONS blijft het beroemde kookprogramma Kookgek van Joop Braakhekke uitzenden, ook na het overlijden van de maker op donderdag. De zender heeft dat met de kok en zijn manager afgesproken.
Positivisme
En toch nog steeds blijer dan een veulen. De gentechnologie van de blijheid, legt uit Joop. ‘Mijn hele leven is gebouwd op positivisme. Boeren zien altijd donkere wolken, ik kijk de andere kant op. Met dank aan oma. Ik kwam van het gymnasium thuis met een 4. Mijn oma zei: “Ga maar gauw leren, dan heb je morgen een 8.” Die sublieme repliek van hoop en geloof zal ik nooit vergeten. Ik heb hoogstaande ouders en een hoogstaande oma gehad, daar ben ik dankbaar voor.’
Na diep gepeins: ‘Mensen dragen zichzelf zo veel narigheid op. Daar pas ik voor. Ik doe alleen waar ik zin in heb. Nee, de donkere kant in mij zit niet aan het leven, die zit aan het vak. De glans van het vak is er een beetje af. Zwijg me van personeel. Voor een gulden meer gaan ze weg. Al ze een jaar voor je gewerkt hebben, vinden ze het al lang. Terwijl mensen het vroeger heel normaal vonden dat ze veertig jaar bij dezelfde baas bleven. Ik ben gehecht aan personeel. Als er weer eentje weggaat, is dat een soort rib uit mijn lijf.
Altijd presteren
‘Willen presteren, is ook een lijden, maar het is een positief lijden. Ik houd wel van spanningen in het leven. Geluk als contrastwerking, zo is het. Gestileerd geluk? Natuurlijk, zeg. Uit chaos ontstaat weinig moois. De welvaart maakt het de laatste tijd allemaal wat grauwer. Mensen komen nu ook in Le Garage binnen in spijkerbroek. Ik zou hen het liefst terugsturen. Van de week lag hier op de bank een man te vrijen. Ik zeg: “Meneer, het is hier geen Yab Yum.” Dat vond-ie een belediging. Hij zei: “Ik kom hier nooit meer.” Er is lijden en lijden.’
Ha, daar zit Adèle Bloemendaal prachtig en weelderig te wezen. De gastheer buigt naar haar toe. Aan de andere kant van het restaurant zit een segment van de Herenclub dialectisch te tafelen. Harry Mulisch, Gerard van Lennep en Rudi Fuchs nemen de beschaving in beschouwing en doen dat met een welhaast uitbundig savoir-vivre. Joop Braakhekke geniet mee, van afstand. Mensen die hem alleen als multifunctionele hansworst van de televisie kennen, zouden verbaasd zijn hoe verstild hij zich door de wandelgangen van Le Garage beweegt. Soms zowaar met de schuifeltred van een pelgrim.
‘Ik heb geen ego’
‘Iedereen denkt maar dat ik een ego als een kerstbal heb. Ik ben geen ego. Ik doe niets voor het succes. Ik doe iets om het doen. Daar zit de ontspanning in. En toevallig komen daar heel veel mensen op af. Lang geleden wist ik al dat de grootste mensen de meest ontspannen mensen zijn. Dat zie je ook nu weer aan zo’n Boonstra. Zeezeiler bovendien. Die man laat zich niet leiden door de prut en de hypocrisie. Die man blijft gewoon overeind. Dat is een kunst. Ik mag zeggen dat ik die kunst aardig beheers, maar een enkele keer verlies ik mij nog in details. In een broodkruimel op het tafellaken.
‘Ik kick niet op bekende Nederlanders. Ja, dat Mulisch hier zit, en de anderen, vind ik een eer. Als je in deze schrale tijd mag zeggen dat Homerus bij je aan tafel zit, dan is dat iets. Maar het kan mij eigenlijk niet schelen wie hier komt. Op een avond kwam Willem-Alexander binnen. Ik vroeg: “Wat wilt u drinken?” Hij: “Ik drink altijd Beaujolais en die wil ik drinken op uw temperatuur.” Is dat niet schitterend? De Oranjes zijn zo veel verder dan de meeste mensen weten. Kijk naar de Koningin. Haar verdriet om die vader en die man is niet niks, hoor. Maar ze staat er wel, als een monument.’
Altijd zichzelf
Jopie kijken, mag. Een keer in de week. ‘Op zaterdag komt de provincie hier eten. Vind ik prima. Maar ik zeg wel: “Een mens kan niet voor alle monden koken, kan niet voor alle mensen zijn.” Ik bepaal de afstand. Gelukkig ben ik altijd mezelf gebleven. Ik hou niet van verkramptheid. Dat komt wellicht omdat ik homoseksueel ben. Welnee, die Rotterdamse imam kan mij niet raken. Hou op zeg. Zo’n man weet niet eens wat er in Marokko gebeurt. Ik toevallig wel. Hij had beter zijn huiswerk moeten doen. Ik laat mij in mijn eigen land door buitenlanders niet discrimineren en niet kapittelen. Ook aan de tolerantie zijn grenzen.’
Nederland zou wat nationalistischer mogen zijn. ‘We hebben alles verkocht. Alle mooie patriciërshuizen zijn in vreemde handen gekomen. Waar slaat dat nou op? Het bestuur in Amsterdam is zo ver-schrik-ke-lijk slecht. Je gilt het gewoon uit. Amsterdam wereldstad? De straten worden alleen maar nauwer, de auto’s moeten eruit. Maar het sociale bestel heeft er wel voor gezorgd dat er nu al drie auto’s per gezin zijn. Die onlogica begrijp ik niet.
‘Er is geen politiek meer, er zijn alleen maar ego’s. Job Cohen. Zoals hij zich op een poster laat afdrukken. Verkeerde druksels, ja. En dat koketteert maar met huwelijken van homoparen. Wat ze nu allemaal uitspoken, die dolle nichten, trouwen, adopteren, het hek is van de dam. De zegen van een nicht was juist de vrijheid die je in een huwelijk nooit kunt krijgen. Moet ik het homohuwelijk opeens gaan prijzen omdat je dan wat minder successierechten mag betalen? Never! Het gaat alleen maar om geld, maar dat zeggen ze natuurlijk niet.’
Relatie met Wim
Zijn partner, Wim, is de éminence grise van het restaurant. Maar hij weet het zelf niet. Een stille, beschaafde man over wie nooit het rumoer van de straat, laat staan van de dark room is gegaan. Een heer gebouwd op verlegenheid. ‘We hebben elkaar nu een week niet gezien. Toen ik hier binnenkwam, heb ik “hallo” gezegd. Geen hand, geen kus. En toch zijn we al bijna dertig jaar samen. Ik zou hem niet willen missen, terwijl we al na het eerste jaar opgehouden zijn met seks.
‘Mensen richten zich altijd op relaties. Dat is de bedoeling niet. Je moet je richten op je werk. Een relatie moet ondersteunend zijn. Natuurlijk zie ik ook wanneer een mooie jongen voorbij komt gewaaid. Dat zijn momenten van geluk. Geluk is per definitie incidenteel, daar kan nooit een prestatie van afhangen. De fantasie is ook leuk om mee te vrijen. Ach, er zijn zoveel mogelijkheden. Als het te ver wegebt tussen Wim en mij, gaan we aan tafel zitten. Samen eten, een drankje. Gekwetstheid moet je uitpraten. Wim en ik weten alles van elkaar. Een goede tafel is ter ondersteuning. In liefde en business, in weet ik wat. Wijn is de ondersteuning par excellence. Als we niet meer samen zouden eten en drinken dan wordt het ernstig.’
Biofundamentalist
Eerlijk voedsel, de evidentie is allang zoek. Braakhekke is een biofundamentalist. ‘Vanmiddag heb ik met mijn moeder een snelle hap gegeten op een terras. We zijn nu zeven uur later en het zit nog steeds op mijn tong. Industrieel spul. Ik proef dat meteen, anderen niet. Ik begrijp niet dat mensen elkaar willen afmaken voor een dubbeltje meer. Die hele mkz-affaire is een aanklacht; de natuur grijpt in en zo hoort het.
‘Waarom moet ik de smaak van Knorr opgedrongen krijgen? Je kunt ook een natuurlijke bouillon maken. Specerijen en kruiden zijn mijn speeltje. Ze zijn de drugs van de keuken. Maar kruiden moeten gemaakt worden naar de cultuur van het land. Weg met het zout van de kruidenfirma’s! Mengsels maken is een passie van me. In het kruidenmengsel proef je het land. Als het goed is. Ik heb daar talloze televisieprogramma’s over gemaakt. In Afrika, in Thailand, diep in de jungle. Conclusie: voor de Thai-keuken moet je naar Thailand gaan. Zo romantisch moet het leven ook zijn. In Nederland is te veel multiculturele tralala.’
Met een ruis van weemoed: ‘Als kind was ik gefascineerd door een personage in De Zoete Suikerbol. Dat kleine dikke bakkertje sprak mij aan. Ik ben nog steeds dat kleine dikke bakkertje. Je hoort mij niet zeggen dat ik een kwarteltje kan uitbenen. Dat kan ik niet en dat wil ik ook niet. Ik wil smaken losmaken en accentueren. Dat is mij gelukt. Smaak, daar gaat het om. Mijn theatershow was gebaseerd op smaak. Ik ben helemaal geen kok.’
We drinken rode wijn bij het dessert. Opgewonden: ‘Proef je nou hoe de wijn door die chocola loopt. Schitterend. Dat moet ik de chef nog meegeven. Kennis doorgeven is ook een daad van liefde, voor het vak en voor de mens.’
Mooi oud worden
Hij is zestig geworden, met een groot feest. ‘Mooi oud worden, als dat zou kunnen. Ik ben de laatste tijd ontzettend met de dood bezig. Waarom is er een einde? Niet dat ik bang ben voor mezelf, al denk ik dat geen mens zijn eigen levensdrift kent. Maar afscheid nemen is zo wreed. Het is toch raar dat waar je uit voortkomt er ineens niet meer is. Daar kan ik dus niet bij. Het maakt mij bijna gek.
‘Ik heb ook mijn dagen van grote depressiviteit. Gedachten aan zelfmoord zijn mij niet vreemd, al wordt het de laatste tijd wat minder. Dat hoort zo voor een artiestenkarakter. Al denk ik er meteen bij: “Bah, wat slap.” Ik hou het alleen maar vol omdat ik niet met een ego zit. Het gaat niet om mij. Het gaat om de zaak.
Het gaat niet alleen om de gouden koets, het gaat ook om de paarden en de koetsier. En het gaat om entertainment. Le Garage draait op entertainment. Ik zal nooit drie sterren halen, daar doe ik het ook niet voor. Je mag mensen niet opdringen dat ze hun bek moeten houden omdat jij drie sterren hebt. Omdat chic per definitie saai is? Wat een onzin.’