Slijmen is niet zijn sterkste kant, kritiek slikt hij zelden in. Willem van Hanegem heeft dan ook geen functie meer in het topvoetbal. ‘Ik vind mezelf helemaal niet lastig, wel realistisch.’ Een serieus gesprek over zijn debuut als televisie-presentator, over effect en tegeneffect, Muhammad Ali, maar ook over de oorlog, antisemitisme en gekke mensen. Kernvraag, vlak voor het wereldkampioenschap voetbal: wat is het ideale Nederlands elftal?
Dit interview door Gerlof Leistra en Theo Temmink met Willem van Hanegem werd op 26 mei 1990 in Elsevier gepubliceerd.
Een shot in een Haarlemse achtertuin. Willem van Hanegem jr., 22 maanden oud, hangt gekleed in een Oranje-shirt ondersteboven aan een rekstok. ‘Je vader gaat nu naar Utrecht,’ zegt Willem sr., ‘die moet naar een andere krachtpatser toe. Dus blijven hangen, hè, tot ik terugkom.’ Willem jr. houdt het niet lang vol, zijn beentjes glijden van het rek af. ‘Dat is snel,’ zegt zijn vader en loopt het beeld uit.
Volgende shot. Van Hanegem zit naast een kaars in de Utrechtse Dom. Hij introduceert zijn gast van hedenavond, Jan Wouters. De twee babbelen wat over hun kromme benen en over hoe Van Hanegem vroeger bij FC Utrecht jonge spelers toesprak (Wouters: ‘Jij zei schapekop tegen me.’ Van Hanegem: ‘Zal het niet slaapkop geweest zijn?’). Aan het eind van het gesprek overhandigt Van Hanegem zijn gast een onbeschaafd grote bos bloemen.’ Testmatch heb ‘m uit zijn broek laten hangen, als ik het zo ‘ns bekijk,’ zegt hij met een uitgestreken gezicht. Het papier raakt de kaars en vat vlam. Hij blijft lachen en dooft de vlam met zijn hand.
Het afgelopen seizoen presenteerde Willem van Hanegem op geheel eigen wijze Testmatch bij RTL Véronique. Elke week sprak hij met een bekende voetballer. Wouters was de laatste. ‘Kijk,’ zegt Van Hanegem in een terugblik, ‘ik ga zitten en ik ga kletsen en dan zien we wel waar het schip strandt. Ik ga niet zitten prakkeseren. Die grap met Wimpie, als ik hem aan die rekstok hang, die kwam ineens bij me op.’
We spreken hem thuis. In de hoek van de kamer een box vol speelgoed, een grote zwarte gorilla bovenop. Zijn vriendin Marianna, die op zolder een fotostudio heeft, is druk in de weer met Willem jr. Van Hanegem registreert het vanuit zijn ooghoeken. Aan zijn rechterhand een gouden ring met daarin een 10 gegraveerd, het rugnummer dat hij bij Feyenoord droeg. Hij is 46 en zijn houding ten opzichte van het leven is er nog altijd een van verwondering. Verwondering over de wereld, verwondering over de medemens en verwondering over de voetballerij. Meer dan eens verzucht hij: ‘Gekke mensen heb je eigenlijk, hè?’
In de kamer liggen twee ballen; hij zal ze niet één keer aanraken. Als hij uitleg geeft over wedstrijdtactiek tekent hij lijnen in de lucht of op de vloer. ‘Ik hoor wel eens iemand die naar het voetballen is geweest zeggen: “Ik heb genoten, het was spannend.” Als ik spanning wil, ga ik naar een videotheek en huur een thriller. Bij voetbal wil ik andere dingen zien: een elftal met linies die in elkaar overlopen, dat de zwakke plekken van de tegenstander uitbuit. Je moet het veld klein en breed houden en tussen de linies weinig ruimte laten. Als je je verstand laat werken, hoefje minder te lopen.’
Of hij gebruikt zijn bordje met tosti’s als bal om uit te leggen hoe effect werkt. ‘De meeste voetballers denken niet na als ze de bal raken. Soms moet je eronder trappen, gebruik maken van de hele bal. Soms moet je hem wat minder hard raken. Ik kom altijd nog dingen tegen waarvan ik denk: dat had ik toen moeten weten. Nu vind ik het mooi als een linksbenige speler er van links een vrije trap in schiet. Dat doe je door je hele voet heel snel onder de bal door te trekken. Dan slaat hij als een raket binnen, in de verste hoek, tegen het zijnet. Theoretisch lijkt het onmogelijk, maar dat is het mooie natuurlijk.’
Respect
Het gesprek zou gaan over voetbal en speciaal over het wereldkampioenschap dat op 8 juni begint.
Wat is de ideale opstelling van het Nederlands elftal?
‘In de goal: Hiele. Die vind ik beter dan Van Breukelen. Van Breukelen is een aardige keeper, maar die heeft het bereikt door keihard te werken. Daar heb ik respect voor, maar Hiele heeft meer talent, is ook atletischer. ‘Rechtsback zou ik Van Aerle zetten, linksback Van Tiggelen. En in het centrum: Rijkaard en Fräser.’
Niet Ronald Koeman?
‘Ik was een fan van Koeman zoals hij bij Groningen speelde en in het begin bij Ajax: op het middenveld. Maar toen hij libero ging spelen is hij sterk achteruitgegaan. Zijn handelingssnelheid is minder geworden. Hij is te traag. Dat komt doordat hij nu elke bal in een vrije positie krijgt. Als hij moet inschuiven en de tegenstander zet hem meteen onder druk, komt hij in de problemen. Terwijl je dan juist snel moet kunnen handelen.
‘Koeman heeft een heel goede trap, maar wanneer heeft die trap zin? Van achteruit over 50 meter? Het lijkt me onwaarschijnlijk dat je op die manier een verdediging kunt verrassen. Een verdediger kan eerst een koprol maken en dan die pass rustig onderscheppen. Kijk, Maradona heeft zoveel gevoel dat hij een bal over 40 meter dood kan laten vallen. Daar heb je wat aan. Koeman trapt gewoon hard tegen de bal.’
De grote verrassing in uw opstelling is Henk Fräser.
‘Dat is een heel goede speler en niet de schopper zoals menigeen hem afschildert. Ik ken hem nog van FC Utrecht. Toen presteerde hij optimaal. Hij stond voorstopper, maar maakte geregeld een goal. Een jaar later speelde hij onder een trainer die zei: “Jij kunt niet voetballen, jij moet je man afstoppen, de bal afpakken en inleveren.” Daardoor ging hij gekke dingen doen. Hij was in staat zomaar iemand een schop te geven. ‘In wezen heeft hij alles. Hij is bijna onklopbaar in de lucht, is verschrikkelijk snel en technisch vrij goed. Zijn reputatie als schopper zou een nadeel kunnen zijn, in die zin dat hij misschien te voorzichtig gaat spelen. Daar moet hij zich overheen zetten.’
Zijn Rijkaard en Fräser samen niet te speels?
‘Wat is er mooier dan twee centrale verdedigers die heel goed kunnen voetballen? Nu kan de libero vaak aardig voetballen en is de voorstopper een schoffelaar. Dan denkt de tegenstander: laat die voorstopper maar tot de libero erachter vandaan komt. Met twee goede voetballers kun je afwisselen, dan weet je: in principe speelt Fräser in de mandekking en kan Rijkaard het middenveld inschuiven.’
Waarom Van Aerle rechtsback en niet Sturing of Blind?
‘Niet dat ik Van Aerle zo’n goede speler vind, maar op die plaats is hij de beste. Hij is bij PSV gewend de ballen op te pikken. Nadat Nederland Europees kampioen was geworden, dacht ik dat hij mee wilde gaan voetballen. Dat zie je vaak bij spelers die wat minder zijn. Ze komen terug van een groot toernooi en denken dat zij óók heel goed kunnen voetballen. Nee, ze passen in het geheel. Meer niet. Op een gegeven moment zag je Van Aerle opspringen bij de duels. Dan denk ik: ben je bang voor je benen? Hij moet er juist invliegen.’
Hoe ziet het ideale elftal er verder uit?
‘Midden: Wouters, Gullit in de punt en Erwin Koeman op links. Achter Gullit valt automatisch een gat en dat is de ruimte voor de libero. Je krijgt dan op het middenveld een ruit, een zoute drop. Met Rijkaard in de lengteas van Gullit en Van Basten.’
Waarom niet Richard Witschge?
Omdat hij bij Ajax niet als een linkermiddenvelder speelt, maar als een veredelde linksback. Hij speelt in dezelfde stijl als Mühren in zijn nadagen. Koeman is een echte middenvelder. En je hebt meer aan hem voor de duels.’
We missen Vanenburg.
‘Hij past er niet in. In dit systeem heb ik liever Wouters dan Vanenburg. Wouters is tactisch veel sterker, kan óók goed voetballen en speelt in dienst van het elftal. Vanenburg is meestal met zichzelf bezig.’
En de voorhoede?
‘Drie spitsen: Van ’t Schip, Van Basten en Roy.’
Van ’t Schip?
‘Ja, je moet een rechtsbuiten hebben. Van ’t Schip is de enige in Nederland.’
Gullit kan toch ook rechterspits spelen?
‘Nee. Als je succes wilt hebben, moet je anders spelen dan iedereen. Dus met drie echte spitsen. De tegenstander is gewend aan één of hooguit anderhalve spits. Mijn ervaring is dat voetballers in grote problemen komen als ze moeten nadenken. Dat zijn ze niet gewend, ook niet op dit niveau. Dan zie je ze heel onbeholpen naar de trainer kijken: wat moeten we nu doen? Heel gek is dat. Dus moet je de tegenstander iets opdringen dat hij niet gewend is. Dat kun je alleen met drie spitsen, soms vier als Gullit er ook bij komt.’
Uw systeem lijkt een stap terug naar het oude 4-3-3.
‘Hoezo, een stap terug? Die nieuwe systemen zijn geboren uit angst. We kweken toch helemaal geen buitenspelers meer? Men wil een grote spits, met nog een kleintje erbij die als een bezige bij om die grote heen mag hobbelen. En dan zoveel mogelijk mensen achterin houden en wachten tot de tegenstander een fout maakt. Pure angst.’
Is Brian Roy voor u onomstreden?
‘Ja. Dat is een goede speler. Alleen, bij Ajax is het spel van Witschge nadelig voor Roy. Hij is altijd op zichzelf aangewezen, zodat een simpel een-tweetje niet mogelijk is. Er zit niets anders op dan: aannemen en naar binnen gaan. Bij Ajax zitten die drie op links in een lange bus, terwijl ze een driehoek moeten vormen. Dan heb je als buitenspeler meer afspeelmogelijkheden. Met Erwin Koeman krijgt Roy meer steun.’
Van Hanegem klaagt over de moeilijkheidsgraad van de tactische spelletjes die trainers soms bedenken. ‘Die spelers krijgen de meest ingewikkelde opdrachten. Ze moeten straks de Technische Hogeschool doorlopen hebben voor ze aan voetballen toekomen. De tendens is nu weer: “Dit wordt het WK van één spits.” Vandaag of morgen krijg je nog het WK zonder spits. Maar hoe meer mensen achterin, hoe gevaarlijker. Dan worden ze gemakzuchtig: ze vallen een tegenstander niet aan, omdat ze denken dat een ander het wel doet. In een één-tegen-één-situatie heb je geen keus, dan moet je wel ingrijpen.’
Toeval
Willem jr. meldt zich en roept ‘bussiene’ tegen zijn vader. ‘Hij wil naar de benzinepomp. Daar krijgt hij autootjes en van die hete snoepjes, Fisherman’s friend.’
We stellen hem voor naar een videoband te kijken van het wereldkampioenschap voetbal in 1974, met Van Hanegem in het Nederlands Elftal, en van het WK 1986, met Diego Maradona in de hoofdrol.
Hoe simpel voetbal kan zijn als je je hersens gebruikt:
1974, Nederland-Uruguay. Van Hanegem slaagt erin de bal tussen twee tegenstanders door naar Rensenbrink te spelen,die vrij op links loopt, rustig voorzet en Rep 2-0 laat scoren. ‘Zo’n bal moet je scheppen, met veel tegeneffect. Dat lijkt makkelijk, maar hoe simpeler hoe moeilijker. Als je Maradona ziet spelen denk je, als je niet beter weet: daar is geen kloten aan.’
1986: Argentinië-Engeland. Maradona scoort twee goals. De eerste ‘met de hand van God’, de tweede na een slalom van meer dan 50 meter. Van Hanegem: ‘Zijn trainer zei onlangs dat hij liever een slechte bal van Maradona zag dan een goede bal van een ander. Dat klopt. Bij Maradona zie je soms dingen die net niet lukken, maar de bedoeling is dan zo mooi dat je denkt: hoe komt hij erop? Meestal snap ik hem wel.’
Herkent u iets van uzelf in Maradona?
‘Nee, hij is de beste speler die ik ooit heb gezien. De enige overeenkomst met mij is misschien dat hij ook snel een situatie kan overzien en daar dan ook iets mee kan doen. Maar als hij met de bal aan de voet versnelt, dan is hij een tegenstander zo voorbij. Bij mij was dat toeval.’
Wie tipt u voor de eindoverwinning op het WK?
‘Ik zit te dubben tussen Argentinië en Brazilië. Misschien dat Maradona het beslist.’
En Nederland?
‘Het moet mogelijk zijn door de voorronden te komen. Ik denk dat Nederland in de poule wel eerste of tweede wordt.’
Twee konijnen
Voetballen doet hij vrijwel uitsluitend nog in de tuin, ‘met Wimpie en twee konijnen’. Toch maakt hij een getrainde indruk. Hij is niet veel veranderd: nog steeds die zwarte krullen — met een enkele grijze haar —, en nog geen buikje. ‘Ik ben de laatste jaren wel een paar kilo aangekomen, hoor. Fietsen doe ik wel eens, met die kleine voorop, maar iedereen rijdt me voorbij. Een heel enkele keer ga ik wat hardlopen. Maar ik drink heus wel bier.’ En hij rookt, filtersigaretten.
Schaakt u nog wel eens?
‘Schaken? Nee, niet meer. Ik was vroeger helemaal gek van Bobby Fischer. Toen hij wereldkampioen werd in 1972 heb ik een heleboel schaakboeken gekocht. En maar afgebroken partijen uitspelen. Fischer die in IJsland eerst niet op kwam dagen, dat vond ik pracntig.
Dat afwijkende trok u aan?
‘Nee, de klasse. Dat afwijkende is de jeu eraan. Muhammad Ali vond ik ook een schitterend iemand. Voor hem ging ik midden in de nacht uit bed. Op het laatst niet meer. Hij moest in Zaïre boksen tegen Foreman, die vlak daarvoor Joe Frazier een paar keer uit zijn schoenen had geslagen. Dus ik zag dat somber in. Eerst zag je een heel ritueel, met dansen en alles. Bij het begin van de partij ben ik weer naar bed gegaan, want ik was als de dood dat Ali ging verliezen. Ik had het wel opgenomen. Toen een ventje mij de volgende ochtend belde dat hij gewonnen had, ben ik gelijk opgestaan en gaan kijken. Anders had ik het niet kunnen zien. Toen hij de eerste keer verloor, van Frazier, kreeg je dat elke keer in het Journaal te zien, daar werd ik doodziek van. Zo iemand mag niet verliezen. Zelf kan ik ook niet tegen mijn verlies. Ook niet als ik nog wel eens meevoetbal. Van Wimpie verliezen vind ik niet erg, maar door iets oudere gastjes laat ik me niet in de maling nemen.’
Hij is tijdelijk coach van de amateurclub Holland in Utrecht en geeft gasttrainingen bij amateurclubs. Verder heeft hij geen functie in het voetbal. Frank Rijkaard zei vorig jaar in Voetbal International: ‘Wat ik totaal niet kan volgen is dat Willem van Hanegem niet bij een club zit. Hoe kan dat nou? Zijn soms al die Nederlandse trainers bang voor Willem geworden? Willem weet alles van voetbal.’
Realistisch
Van Hanegem reageert laconiek. ‘Men zegt wel dat ik lastig ben. Ik vind mezelf helemaal niet lastig, wel realistisch. Ik botste vaak met mensen die middelmatig voetballen maar denken dat ze onze-lieve-heer zijn. Dat geldt ook voor veel trainers. En als je dat zegt, zijn ze op hun teentjes getrapt.’
Voelt u zich vaak onbegrepen?
‘Ja, maar dat is niet erg. Als ik honderd ben, ben ik nog zo. Ik zal altijd ageren tegen mensen die de voetbalsport vermoorden ter meerdere eer en glorie van zichzelf. Ik ga niet mee lopen slijmen, dan maar niet.’
Op de achtergrond nu beelden van de WK-finale in 1974 tussen Nederland en West-Duitsland. Van Hanegem kijkt liever niet. ‘Ik heb er de buik vol van.’
Nederland scoorde heel snel 1-0. Waardoor is het toen misgegaan? Wilden jullie de Duitsers vernederen?
‘Ja, ik denk dat de ploeg na die 1-0 uit elkaar viel. Sommigen wilden gewoon doorspelen, anderen – ik ook – liepen met de gedachte rond: we zullen ze nu eens even helemaal van het veld spelen. Gek eigenlijk dat het zo gelopen is, want wat is er nou mooier dan 1-0 scoren in de eerste minuut?’
Speelde bij u haat tegen Duitsers een rol? Uw vader en uw broertje en zusje zijn in de oorlog omgekomen.
In eerste instantie ontwijkt hij de vraag.
‘Ik heb die Duitsers nóóit gemogen. Ze zijn vervelend en arrogant. Met iemand als Beckenbauer had ik geen moeite, dat was een klassevoetballer. Maar zo’n engerd als nu die Matthäus, dat is het prototype van de arrogante Duitser. Of vroeger Overath, die wilde ik wel een schop geven.’
We vragen hem wat er is gebeurd met zijn vader. Hij vertelt over een Duitse bom die terechtkwam op een huis aan de overkant van de straat in Breskens, waar het gezin woonde. Tijdens een poging een kind uit dat huis te redden, raakte zijn vader bedolven onder vallend puin. Ook een broertje en een zusje, die hun vader waren gevolgd, werden gedood. Het was voorjaar 1944, hij was twee maanden oud. ‘Mijn moeder heeft het me wel eens verteld, maar ik weet niet meer precies hoe het is gebeurd. Ik weet wel dat het kind dat mijn vader uit dat huis heeft gered, is blijven leven. Maar dat heb ik daarna nooit meer gezien.’ Zijn moeder hertrouwde en verhuisde naar Utrecht, waar hij opgroeide.
Hij heeft zich in interviews zelden over dit oorlogsleed uitgelaten. ‘Te veel praten over toen zou afbreuk hebben gedaan aan mijn tweede vader. En bovendien, je kunt niet spreken over een vader die je niet hebt gekend.’
Had de Dodenherdenking op 4 mei voor u een speciale betekenis? ‘
Ach, het verwatert, hè? Vroeger als jongen ging ik vlak voor achten naar buiten. Dan ging ik op die drukke straten in Utrecht staan en om acht uur stopte al het verkeer: auto’s, bussen, taxi’s. En de chauffeurs gingen er naast staan. Dat vond ik schitterend. Nu vliegt iedereen je voorbij, dat zou mij ergeren.
‘Vroeger speelde het ook bij mij sterker. In Utrecht was er aan het eind van de straat een steen met een kruis erop. Daar zijn op Bevrijdingsdag nog mensen doodgeschoten. Omdat ik daar vaak voetbalde, zag ik steeds die steen. Dan blijf je er meer bij betrokken.’
Gekke mensen
Hij spreekt ineens zijn afschuw uit over de schennis van Joodse graven onlangs in Frankrijk. ‘Ze hebben een lijk opgegraven, een ster op zijn buik getekend en daar een parasol ingeplant. En dan die Oost-Duitsers, die laatst de Muur hebben bekladderd met leuzen tegen Joden. Dan denk je: hoe is het godverdimme mogelijk? Zijn ze net bevrijd van die rommel en gaan ze van die dingen schrijven. Gekke mensen heb je eigenlijk, hè?’