Waarom Piet Hein (1577-1629) een held is. En waarom hij – met andere zeehelden – heeft bijgedragen aan de Nederlandse tolerantie.
Het is eigenlijk bizar dat Nederland een zeevarende natie is geworden, betoogde Karel van het Reve – die hoogleraar Slavische letterkunde aan de Universiteit Leiden was maar over de meest uiteenlopende onderwerpen verrassend scherp en helder kon schrijven – in een artikel dat eigenlijk ging over columns schrijven.
Dit artikel is een bekorte versie van een hoofdstuk uit Zijn naam is klein. Piet Hein en het omstreden verleden van Simon Rozendaal, dat op 23 oktober is verschenen bij Atlas Contact (296 pagina’s, € 24,99)
‘Geen land ter wereld, of het moest Zwitserland zijn, was voor die zeevaart zo ongeschikt: een kust zonder havens, duinen waar je bij slecht weer tegenaan gesmeten werd, uiterst verraderlijke zeegaten met afschuwelijke getijstromen, veranderende zandbanken; de binnenzeeën (Zuiderzee, Waddenzee) eigenlijk te ondiep voor zeeschepen. En een heersende wind die het vertrek uit Holland alleen bij uitzondering mogelijk maakte.’
Ik ontdekte dat deze observatie – Nederland is in geografisch opzicht ongeschikt als zeevarende natie – al vele eeuwen eerder is gemaakt, door William Temple, een Engelse diplomaat die diep onder de indruk was van het succes van de Republiek. Op haar dieptepunt (het rampjaar 1672) kwam Temple met zijn Observations upon the United Provinces. In dat boek schrijft hij: ‘For havens, they have not any good upon their whole coast.’
Die machtige maritieme natie, toen zelfs nog sterker op de woelige baren dan zijn eigen Engeland, heeft geen enkele fatsoenlijke haven! De Engelse, Spaanse, Franse en Portugese havens lagen bijna zonder uitzondering aan een diepe zee en waren dus veel beter bereikbaar. Datzelfde geldt voor Antwerpen, dat via de Westerschelde, gemiddeld dieper dan andere Hollandse waterwegen, ook beter bereikbaar was. Mede daardoor was Antwerpen tot het uitbreken van de opstand tegen Spanje dé havenstad van Noordwest-Europa. Onze beste havens, met althans nog enige diepgang, waren destijds Veere, Den Helder, Hellevoetsluis en Vlissingen. Maar daar werden de schepen van de Republiek niet gebouwd.
Je zou denken dat er in dat kleine kikkerlandje dat in opstand was gekomen tegen een machtig wereldrijk, nauw werd samengewerkt, en dat schepen dus op de beste plekken zouden worden gebouwd, maar nee: er was in de Republiek felle concurrentie tussen de verschillende provinciën. Elke stad wilde profiteren van de werkgelegenheid die de zogeheten admiraliteitswerven genereerden. En dus werden niet alleen de koopmansschepen maar ook de oorlogsschepen gebouwd in Amsterdam, Hoorn, Enkhuizen, Rotterdam, Middelburg en Delft.
Dat is absurd. Er was in deze havens een groot deel van het jaar nauwelijks diepgang. Niet zelden werden de schepen na de bouw op een admiraliteitswerf dan ook naar diepere havens zoals Hellevoetsluis, Texel of Den Helder gevaren, waarna ze konden worden uitgerust en bemand. Vooral Amsterdam was moeilijk bereikbaar. De Zuiderzee was bijzonder ondiep en om daar te kunnen zeilen, moest je slalommen. De Oost-Indiëvaarders en de oorlogsschepen hadden al gauw een diepgang van 7 meter en in de loop van de zeventiende eeuw, toen de Zuiderzee steeds verder dichtslibde, kwamen die schepen er gedurende een groot deel van het jaar niet doorheen. Vooral het ondiepe Muiderzand en de Pampus-vaargeul vormden een groot probleem.
Laden…
Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.
Bent u al abonnee en hebt u al een account? log dan hier in
U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.
Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?
Wilt u opnieuw inloggen