Met Stemvorken – erotische roman en psychologische vertelling tegelijk – weet A.F.Th. van der Heijden zijn universum nóg verder te verdiepen.
Albert Egberts, de spil in A.F.Th. van der Heijdens semi-autobiografische, in de jaren tachtig begonnen romancyclus ‘De tandeloze tijd’, zag het zitten om bij een gezellige borrel thuis zijn Brabantse ‘beste goede vriendin’ Corinne voor te stellen aan vrouwlief. Hij is inmiddels woonachtig in Amsterdam-Zuid met echtgenote Zwanet, zoon Thjum en dochter Cynthia. Ongemakkelijk wordt het, in de ruim honderdvijftig pagina’s die deze avond beslaat.
Zwanet overdenkt de barre staat van haar huwelijk met Albert – ‘een kwal met niet meer dan de illusie van een ruggegraat’, behept met ‘gluurzucht’. Deze vraag dringt zich met ‘mentale orkaankracht’ op: ‘hou ik nog wel van hem?’ Toch raakt ze verteerd door (seksuele) jaloezie op de vermeende rivale, terwijl Corinne haar best doet iedereen te behagen. Zo leent ze Thjum twee meegebrachte stemvorken uit om zijn gitaar te stemmen.
Auteur: A.F.Th. van der Heijden
Titel: Stemvorken
Uitgever: Querido
Pagina’s: 888
Prijs: € 29,99
★★★★★
Gaandeweg de met alcohol overgoten avond transformeert Zwanets jaloezie in een coup de foudre voor Corinne. Die broeierige, woest dampende aantrekkingskracht, op het animale af, blijkt wederzijds, maar toont zich stapje voor stapje, in een intieme toenadering via de geest. Beide dames zijn immers onbekend met wat ze overkomt, als heteroseksuele, gehuwde midveertigers. Zo komt ter sprake wat je nog meer kunt uitspoken met stemvorken: ‘Ze schoof de stemvorken met de vier tanden in elkaar, zodanig dat hun diepste, halfronde binnensten elkaar raakten.’ En: ‘Om de truc te begrijpen hoef je alleen te onthouden dat de tanden vier vrouwenbenen zijn… en de halfronde gedeeltes twee haaks op elkaar passende bekkens.’ Dat symbolische beeld behelst de voorspelling wat er zal gebeuren tussen de verliefde vrouwen.
En ja, in Stemvorken kijkt de in 1951 geboren Zwanet in 2019 terug op die ‘amour fou’ van decennia geleden. In de drie romandelen ‘Verliefd’, ‘Verloofd’, ‘Verloren’ laat ze via een innerlijke monoloog hun toenmalig liefdeslied (‘onze benen brachten de lucht in trilling’) weerklinken. Van het inslaande begin, via het verlangen naar ‘magnetische symbiose’ tot het tragische verval – de bedrogen echtgenoten laten zich uiteindelijk gelden.
De vertelling grossiert in fysiologische details
Het ligt voor de hand om Stemvorken als erotische roman te zien, waarin twee vrouwen elkaar fysiek uitputtend verkennen. De bijna negenhonderd bladzijden tellende vertelling grossiert in fysiologische details. Maar dit is ook een doorwrochte psychologische roman. Dat lángzame, technisch overkomend, zintuigelijk verkennen van het lichaam van de ander is meer dan het volvoeren van reviaanse literaire peeskunst. Het toont de kristallisatie van een liefde, om met Stendhal te spreken. Het laat zien hoe liefde, volgens de uit de kast-romanticus Van der Heijden volledige, onderlinge afstemming vereist, als bij het stemmen van een muziekinstrument. Want: ‘Zonder de technische klik van de benen geen stemvorkligging’ – de benodigde positie om het symbiotische liefdeslied te laten schallen. Dan veranderen Zwanet en Corinne in wie ze ooit waren: ‘Hier liepen twee meiden van vijftien, zestien hun jeugd uit te jubelen, hun levensverlangen, hun gezondheidskoorts.’
Bij menige uitgesponnen scène waarin kleren worden aan- of juist uitgedaan, wordt gebadderd, waarin Corinne klaarkomt als een ‘misthoorn’, wordt stilgestaan bij ‘zelfgekarnd speeksel’ of een ‘begroeide oksel’, zijn Zwanet en Corinne niet alleen. Achter het sleutelgat bevindt zich een voyeur: Albert Egberts. De echtgenoot en toneelschrijver laaft zich aan het overspel van zijn vrouw, omdat hij zijn ‘minnennijd’ stimulerend voor zijn creativiteit vindt. Die sublimatie is Corinnes echtgenoot Hans niet gegeven: deze in de klei gebleven hork uit almaar zijn afkeuring over de ‘twee zuignappen die het met elkaar doen’. Ironisch genoeg bezien beide mannen de situatie als gemiste kansen voor henzelf.
Door zo’n verhaalelement van de gluurder typeert Van der Heijden een facet van zijn schrijverschap. Als schrijver heeft hij de ogen van een vlieg. Zoals zijn alter ego Albert, in zijn eigen woorden, ‘de buitenkant van mijn eigen geluk’ observeert, zo legt Van der Heijden in sommige delen van zijn roman fleuve ‘De tandeloze tijd’ het perspectief bij een ander dan Albert: bij de periodiek alcoholistische advocaat Ernst Quispel in Advocaat van de hanen en nu bij Zwanet in Stemvorken. Via de blik van zo’n ander op zijn alter ego verdiept hij zijn al mythomane romanuniversum nog meer.
Zo beluistert Zwanet uit de mond van haar echtgenoot deze uitspraak over het belang om de titel van een nog te schrijven boek vast te leggen: ‘Het halve werk. Ik schrijf soms een stuk of een verhaal, enkel en alleen om van zo’n eiserige titel af te zijn.’ Dat klinkt bekend: Van der Heijden heeft tenslotte al jaren geleden ritsen titels gepubliceerd van de nog te schrijven delen van twéé romancycli: naast ‘De tandeloze tijd’ ook ‘Homo duplex’. Dat klinkt hoogmoedig, maar Van der Heijden maakt zijn beloften vroeg of laat waar.
De romance nam allengs meer perverse vormen aan
Stemvorken laat zien hoe een liefde dekristalliseert, hoe een idyllische relatie schade oploopt als iets in de liefdessymbiose inbreekt. Als Zwanet zich het lot aantrekt van een verwarde vrouw van begin dertig en haar wil opnemen in een met Corinne te stichten gezin, verbleekt de liefde. Dat het beoogde ‘kind’ een aan zoantropie lijdende, getraumatiseerde dompteuse is die zich een tijger waant, is een sterke metafoor. Voor Zwanet nam de romance allengs meer perverse vormen aan: die vleselijke, animale aantrekkingskracht moest worden bezegeld door de adoptie van een heuse catwoman. Corinne wordt ten slotte door haar prozaïsche echtgenoot teruggesleept naar hun Brabantse ‘hol’.
A.F.Th. van der Heijden (69) is de ultieme oeuvrebouwer in de Nederlandse literatuur. Hij heeft twee romancycli op zijn naam en ontving in 2013 de P.C. Hooftprijs voor zijn veelkantige oeuvre.
Van der Heijden heeft hier meer gedaan dan metaforen vervlechten. Het mysterie rond de tijgervrouw wordt ontrafeld door de adolescent Tibbolt Satink (hier Corinnes niet-deugende schoonzoon), hoofdpersoon uit De Movo Tapes, het ‘nulde’ deel uit de ‘Homo duplex’-cyclus. Zo aardt Van der Heijden zijn ‘Homo duplex’-cyclus in ‘De tandeloze tijd’-reeks, voor nog meer psychologisch reliëf.
Duizelt het u? Onnodig. Door Van der Heijdens precieze, vervoerende vertelkunst die toegang biedt tot verborgen spelonken van de geest, lijkt dit wonderlijke romanuniversum echter dan echt.