Afgelopen maandag, 11 oktober, is de schrijver en oud-redacteur van Elsevier Wim Zaal op 86-jarige leeftijd overleden in zijn woonplaats Muiden. Zaterdagmorgen was de uitvaart en crematie op de Nieuwe Ooster in zijn geboorteplaats Amsterdam. Hieronder staan bij die gelegenheid gehouden toespraken.
Zaal was vanaf 1960 36 jaar lang verbonden aan Elsevier als literair redacteur. Hij leidde tevens Elseviers Literair Supplement, Nederlands eerste boekenbijlage, waarvoor hij latere grootheden als Gerrit Komrij, Martin Ros, Carel Peeters en vele anderen als medewerker aantrok.
Naast zijn werk voor het weekblad, was Zaal actief als schrijver van boeken over randverschijnselen in de samenleving, vergeten schrijvers, vervalsers, en Italië. Hij was bovendien vertaler, bloemlezer en dichter. Zijn bibliografie telt meer dan vijftig titels, waarvan het zestig jaar geleden verschenen en vaak herdrukte Vloekjes bij de thee het bekendst is.
Zaal schreef meer dan dertig jaar de toespraken die prins Bernhard hield bij de uitreiking van de Zilveren Anjer. Hij werd hiervoor door de toenmalige koningin Beatrix onderscheiden met het Erekruis van de Huisorde van Oranje.
Volgens EW-hoofdredacteur Arendo Joustra heeft Elsevier alle reden om Zaal dankbaar te zijn. ‘Niet alleen vanwege zijn jarenlange inzet als recensent, boekredacteur en cultuurverslaggever. Zijn enorme netwerk in de wereld van de kunsten en literatuur leverde Elsevier tal van waardevolle, interessante en kleurrijke medewerkers op. We zullen deze productieve, buitenissige en joviale duizendpoot niet snel vergeten.’
Joustra en Volkskrant-journalist Remco Meijer, die tot 2001 verbonden was aan Elsevier en daar regelmatig met Zaal samenwerkte, spraken zaterdag bij de uitvaart op de Nieuwe Ooster. Hun toespraken vindt u hieronder.
Remco Meijer: ‘Wim Zaal was altijd vrolijk’
Remco Meijer: ‘Wim Zaal was altijd vrolijk. Ik was van 1987 tot Wims afscheid in 1996 een naaste collega bij Elsevier. Zijn opgeruimde humeur is mij altijd bijgebleven.
Wim was ’s ochtends bijtijds op de redactie om ’s middags bijtijds weer te vertrekken. In mijn herinnering rond een uur of twee. Dan had hij een overlegje gevoerd, liefst zo kort mogelijk, de post gedaan en de boeken gesorteerd. Wat hij niet bruikbaar achtte, liet hij op een stapeltje achter bij de prullenbak. Dat vond zijn weg dan wel.
Aanvankelijk dacht ik dat hij naar huis ging in Muiden om te lezen en te schrijven, en dat zal vaak zo geweest zijn, maar dikwijls ook werd hij ’s middags in de binnenstad aangetroffen, waar hij dan met Helmut een taartje zat te eten.
In de beginjaren keek ik als jonge redacteur nogal op tegen de cultuurredactie, maar dat was helemaal niet nodig. De kracht van Elsevier is altijd het open klimaat geweest en daar paste Wim Zaal naadloos in. Geen wonder dat hij 36 jaar is gebleven. Niet dat hij het altijd even makkelijk had, maar er was ruimte voor zijn persoonlijke belangstellingen: Italië, Vlaamse literatuur, de negentiende eeuw, literaire mystificaties en buitenbeentjes. Dat was hij zelf in zekere zin ook: redacteur van een weekblad, maar tegelijkertijd een zelfstandig schrijver, dichter en spreker.
Hij schreef een reeks boeken waaruit een warm hart voor de kunsten sprak, met een voorkeur voor kunstenaars in de periferie. De titels zijn vaak veelzeggend. De Verlakkers, bijvoorbeeld, Nooit van gehoord, over vergeten cultuurdragers, of Geheime gedichten. Een vroeg boek heette Vloekjes bij de thee, een titel met een combinatie van netheid en olijkheid, precies zoals zijn verschijning was.
Wim Zaal vertaalde Keetje Tippel uit het Frans, geschreven door Neel Doff. Haar verhaal werd in 1975 door scenarist Gerard Soeteman bewerkt en Paul Verhoeven maakte er een filmhit van. Net zo makkelijk schreef hij de jaarlijkse toespraak van prins Bernhard bij de Zilveren Anjer-uitreiking. Het cultuurbegrip van Wim Zaal was ongekend breed.
Twee herinneringen springen er voor mij uit. Als student Nederlands was ik een groot bewonderaar van Gerard Reve. Toen ik bij Elsevier kwam en na mijn proeftijd mocht blijven, sprak ik vaak met Wim over de volksschrijver. Wim had jarenlang nauwe banden met hem – want al had hij compassie met hen die in de marge werkten, de groten ging hij niet uit de weg.
In zijn boek Zestig jaar in de beschaving, uit 2002, beschrijft Wim hoe hij Reve in 1966 interviewde in Greonterp. Toen het artikel verscheen, lag Reve inmiddels met een delirium in het ziekenhuis in Assen. Wim leverde persoonlijk afdrukken van het stuk bij Reve af, die de woorden sprak: ‘Het alhier doen uitdelen van een groot pakket Elseviers zal stellig sensatie wekken & grote reclame inhouden voor je veelgelezen blad.’
Later raakten ze gebrouilleerd. Toen Reve 65 werd, in 1988, liet Wim de Reve-verslaggeving graag aan mij over. Hij wilde niet meer meewerken aan het ‘op glans houden van de roem’, zoals hij het formuleerde, en vond dat Reve aan ‘verschraling en herhaling’ ten prooi was gevallen.
In 1989 interviewden wij samen Harry Bannink, Guus Vleugel, Michel van der Plas en Annie M.G. Schmidt, als de grote vier van de kleinkunst. Het gesprek was bij Annie Schmidt thuis. Daar zat ik, als jongeman van 27, tussen al die mensen van naam en faam. Het was een vrolijke middag waarop flink werd gerookt en de wijn al snel op tafel kwam.
Het vraaggesprek ging vooral over het belang van melodie en lichtheid in teksten. Precies zo zal ik mij Wim Zaal herinneren: als beminnelijke collega en gedreven schrijver die het leven ogenschijnlijk niet al te zwaar nam. Een van zijn korte gedichten heet ‘Midlife crisis’. Ik lees het voor:
Relativeren. Altijd al gedaan,
Tot ik de zee in wou lopen.
Relativerend in Zandvoort gestaan:
Kaartje terug wezen kopen.
En, tot besluit, een ander veelzeggend vers, getiteld ‘Siamees’:
De journalist in me zegt:
Om uren naar te kijken
en de dichter:
Nu houd ik het wel voor gezien.
Wim Zaal, rust zacht.’
Arendo Joustra: ‘Elsevier heeft alle reden om Wim dankbaar te zijn’
Arendo Joustra: ‘Laat ik beginnen met Wim Zaal zelf aan het woord te laten. Uit de bundel Voorlopige uitslag het gedicht ‘De tuin der poëzie’:
Anderen hebben altijd alles.
Anderen kunnen altijd alles.
Ik lig maar in mijn tuintje, en slaap maar –
Anderen zeggen: waar doet hij het van?
Die paar regels typeren voor mij Wim Zaal. Een scherp oog voor zijn positie aan de zijlijn van de Nederlandse letteren, maar tegelijk een goed beeld van zijn eigen waarde. Zeer productief en schrijvend over onderwerpen (zijn ‘tuintje’) die grotere geesten (de ‘Anderen’ uit het gedicht) lieten liggen.
Wim kon helder schrijven, hij was zuinig met woorden en gul met humor. Dit schreef hij bijvoorbeeld over de ‘zeer dikke’ dichteres Elfriede Werkhoven. ‘Hoe begaafd ze ook was, een bundel heeft ze niet gepubliceerd. Werkhoven zelf zou daarover hebben gezegd: “Ik zoek niet zozeer een uitgever als wel een man.” Dat lukte haar uiteindelijk, maar door hun gezamenlijke overgewicht zakten ze door het echtelijke ledikant.’
Wim hield van buitenissige personen als Elfriede Werkhoven en was zelf ook een beetje buitenissig. Sommige mensen kruisen passages aan in boeken die ze frappant vinden of later nog nodig denken te hebben. Wim scheurde die bladzijden gewoon uit en gooide de rest van het boek in de prullenbak.
Zaal heb ik maar een paar jaar bij Elsevier meegemaakt, en slechts van een afstand, want ik ‘deed’ de politiek in Den Haag en dat onderwerp stond vér van hem af. Hij behoorde tot de oude garde en hij behoorde tot de tijd dat het geld niet op kon bij Elsevier, met lange verblijven in buitenlandse hotels in het duurdere segment. Voor Zaal stonden die hotels vooral in Italië.
Als collega was hij op een joviale manier afstandelijk. Vaak een luide lach en een vrolijk gezicht, maar volstrekt ongrijpbaar. Je wist dat hij met Helmut en een teckel in Muiden woonde en voor het vervoer op de bus was aangewezen, maar veel verder kwam je niet. Je vermoedde dat er naast de redactie van het weekblad nog een heel andere planeet was waar hij vertoefde. Voor hem was Elsevier meer een uitkijkpost, dan een levenstaak.
Op die andere planeet was hij dichter, maar vooral een schrijver van een eindeloos reeks boeken over randverschijnselen in de samenleving. En hij publiceerde een bundel met homo-erotische verhalen, die we vooral niet autobiografisch mochten noemen.
Ook schreef hij decennialang de toespraken van prins Bernhard, die hem in 2001 het Erekruis van de Huisorde van Oranje opleverde die hem door de prins zelf in Soestdijk werd opgespeld.
Rond 1960 was hij bij Elsevier in dienst gekomen als vertaler, maar werd door toenmalig hoofdredacteur H.A. Lunshof al snel richting kunstredactie geduwd, waar Zaal volledig tot zijn recht kwam. Helemaal toen hij vanuit een kantoor in de Warmoesstraat leiding kon geven aan de eerste boekbijlage van Nederland, het legendarische Elseviers Literair Supplement. Zaal trok als medewerkers latere beroemdheden aan als Gerrit Komrij, Carel Peeters, Martin Ros en Johnny the Selfkicker. Uiteindelijk ging het blad aan zijn eigen succes ten onder.
Halverwege de jaren negentig was het voorbij. De sectie cultuur bij Elsevier werd steeds dunner, de sfeer op de redactie steeds zakelijker en nadat Michel van der Plas was afgezwaaid – met een schitterende toespraak van Zaal, nam hij zelf ook de benen.
Hij verdween definitief uit het oog van de redactie. En de productie van boeken accelereerde: minstens een per jaar. Tot de pen definitief werd neergelegd.
Elsevier heeft alle reden om Wim Zaal dankbaar te zijn, voor zijn jarenlange inzet en voor zijn enorme netwerk in de wereld van kunst en cultuur.
Hij blijft in onze herinnering voortleven.
Wim Zaal – slaap zacht, in je eigen tuintje.’