Zeeheld Michiel de Ruyter: niet altijd geliefd en bijna vergeten

De film over de beroemde vlootvoogd is een bekroning op opmerkelijke comeback van de Nederlandse zeeheld. De heldendaden van Michiel de Ruyter stonden niet altijd in de schijnwerpers.

Betere helden dan Michiel Adriaenszoon de Ruyter (1607-1676) kan een land zich niet wensen. Historici schreven boeken vol over de zeventiende-eeuwse zeeheld en daartussen steekt geen enkele zwarte bladzijde. Nou ja, behalve die ene.

Onder zijn nazaten gaat het verhaal dat toen hij een rijk beladen vloot van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) naar Amsterdam loodste, hij bij Vlissingen een matroos aan land zette om mevrouw De Ruyter te vertellen dat ze VOC-aandelen moest kopen.

Vliegende storm

Maar de effectenhandel met voorkennis, als het verhaal al waar is, zij hem vergeven. Zijn vrouw Neeltje kocht geen enkel aandeel. ‘De domme gans,’ zou De Ruyters reactie zijn geweest.

De Ruyter was een kundige zeeman, militair en aanvoerder. Een Franse admiraal zei eens: ‘Een vloot onder De Ruyter kan bij vliegende storm en dichte mist een maanloze nacht invaren en er de volgende dag in perfecte kiellinie uitkomen.’ Zijn mannen noemden De Ruyter liefkozend ‘Bestevaer’ (grootvader), zijn vijanden eerbiedig ‘Schrik van de oceaan’.

In oorlogen tegen Engeland en Frankrijk behoedde de admiraal de staat verscheidene keren voor een vijandelijke invasie. In de Slag bij Kijkduin op 21 augustus 1673 verpletterde hij ten overstaan van een mensenmassa op het strand de Engels-Franse vloot.

Kanonskogel

De zoon van Zeeland was streng, bescheiden, soms opvliegend, maar bovenal verschrikkelijk braaf. Zelf mocht De Ruyter zeggen dat hij ‘in zijne jonkheit nergens toe dogt (deugde) dan om ter zee te vaaren’. De zoon van een eenvoudige bierdrager klom op van touwdraaiersjongen tot kaperkapitein, koopvaarder en uiteindelijk luitenant-admiraal.

De eigenschap waaraan Nederland het meeste dankt, was zijn loyaliteit aan het vaderland. Toen een lid van de Staten-Generaal hem eens verweet laf te zijn, zei De Ruyter – die op dat moment al heel wat zeeslagen had gewonnen: ‘De Heeren Staa­ten hebben mij niet te verzoeken, maar te gebieden.’

Zonder mopperen voer hij uit tegen veel sterkere tegenstanders, totdat plichtsbesef hem uiteindelijk het leven kostte.

Laatste adem

In 1676 stuurden de Staten-­Generaal hem met een veel te zwakke vloot op oorlogspad tegen Frankrijk. Op 22 april van dat jaar sloeg een Franse kanonskogel zijn linkervoet af en verbrijzelde zijn rechterbeen. Een week later blies de admiraal, 69 jaar, ‘seer sach­jens’ zijn laatste adem uit.

In 2007, vierhonderd jaar na zijn geboorte, vierde Nederland het Michiel de Ruyterjaar. De film ­Michiel de Ruyter, die deze week in première gaat, kwam mede tot stand door de ruime aandacht die er destijds voor de zeeheld was.

In elk ander land zou een dergelijke verering vanzelfsprekend zijn, maar in Nederland was de verering van nationale helden taboe. In de woorden van neerlandicus Herman Pleij: ‘Het valt niet mee vanuit de wurgende blubber van de moerasdelta de kop boven de dijken uit te ­steken.’

‘Godtdanck’

Eigenlijk werden nationale helden als De Ruyter alleen in de negentiende en begin twintigste eeuw vereerd. Na het ontstaan van het Koninkrijk der Nederlanden in 1815 waren mensen als De Ruyter hard nodig om Nederlanders een ‘vaderlandsch gevoel’ te bezorgen.

Een gemeenschappelijk verleden moest het verdeelde volk samensmeden. Daarbij pleitte het voor De Ruyter dat hij zo’n deugdzaam leven leidde. De zeeheld liet geen gelegenheid varen om God in zijn scheepsjournalen te danken. Was het mooi weer? ‘Godt Lof.’

Geen schade? ‘Godtdanck.’ ‘Looft God boven al,’ schreef hij boven aan zijn oudst bewaarde journaal. Hij was dus ook nog eens een goed voorbeeld voor de jeugd.

Overdreven

Maar voor de heldenverering goed en wel was begonnen, klonk er al kritiek. Tussen 1862 en 1877 schreef Multatuli, pseudoniem voor Eduard Douwes Dekker (1820-1887), een gedicht over de in zijn ogen overdreven verering van de admiraal:

‘Hy is op een toren geklommen
En heeft daar touw gedraaid
Toen is hy op zee gekommen,
En werd met roem bezaaid.’

De voorlaatste grote nationale herdenking rond De Ruyter dateert alweer van 1907. Maandenlang verkeerde het land in een feestroes. ‘Nederland lijdt aan jubelzucht,’ vond literator Gerrit Kalff (1856-1923). Lezingen, boeken, toneelstukken en tentoonstellingen roemden De Ruyter. Er verschenen speciale postzegels en zijn portret sierde broches, theelepels, hangers en penningen.

Bewieroken

Na 1907 ging het bergafwaarts met de verering van De Ruyter. Het bewieroken van de zeeheld stond al op gespannen voet met de Bijbel, die in het eerste gebod voorschrijft: ‘Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.’

En daar kwam nu het socialisme bij, dat uitging van het gelijkheidsideaal en geen ruimte liet voor zulke aureoolhouders. Maar juist onder arbeiders bevond zich de aanhang van De Ruyter.

De verering van De Ruyter laaide in de Tweede Wereldoorlog weer op. Leden van de ­Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) bejubelden de admiraal om zijn succesvolle strijd ­tegen de Engelsen.

Stilte

In NSB-blad De Zwarte Soldaat schreef Reichs­jugendführer Arthur Axmann trots dat dictator Adolf Hitler hem in een gesprek had toevertrouwd dat hij de Nederlanders benijdde vanwege De Ruyter. De admiraal was het wel gelukt de Engelsen op eigen bodem te verslaan.

Daarna trad de stilte in. De viering van De Ruyters driehonderdvijftigste geboortedag in 1957 was alleen in Zeeland nog aanleiding voor volksfeesten. En de driehonderdjarige herdenking van De Ruyters dood in 1976 viel zelfs geheel in het water.

Tot verontwaardiging van de marine distantieerde toenmalig premier Joop den Uyl (PvdA) zich nadrukkelijk van de herdenking van ‘haar’ held. De herdenking bleef beperkt tot een sobere plechtigheid bij De Ruyters praalgraf in De Nieuwe Kerk in Amsterdam.

Buik vol

Wat was er aan de hand? Het vereren van helden, zeker nationale en al helemaal militaire nationale helden gold vanaf de jaren zeventig als ongepast. Nederland had zijn buik vol van oorlog. Begrippen als vaderland, trouw, moed en geloof – waar De Ruyters leven om draaide – waren uit de mode.

In de klas hoorden kinderen vanaf de jaren zeventig hoegenaamd niets meer over nationale helden. Het deed er niet meer toe dat er een tijd was geweest waarin grote mogendheden de prille, schatrijke staat Nederland als prooi zagen en dat De Ruyter er toen voor zorgde dat er überhaupt nog een Nederland was.

Bijna symbolisch werden de graven van historische figuren in kerken geruimd ten behoeve van de aanleg van vloerverwarming.

Hagelslag

Het had weinig gescheeld of ­Nederlanders hadden de naam De Ruyter alleen nog maar geassocieerd met hagelslag in plaats van heldendom.

Het was te danken aan de initiatieven van enkelen dat De Ruyters nagedachtenis levend werd gehouden: zoals de pedagoog Guido Everts, die jarenlang ijverde voor aandacht voor De Ruyter in het onderwijs.

En van Frits de Ruyter de Wildt (1935-2011), een nazaat van Michiel de Ruyter die in 1997 een stichting oprichtte die de nagedachtenis aan zijn beroemde voorouder ­levend zou houden.

Cruijff

Met succes. Langzaam leek Nederland zijn nationale helden opnieuw te ontdekken. Een biografie van Ronald Prud’homme van Reine over De Ruyter uit 1996 werd een onverwacht verkoopsucces. In 2004 volgde de verkiezing van de Grootste Nederlander – De Ruyter werd zevende, net achter voetballer Johan Cruijff.

Een jaar later riepen VVD-Kamerleden het kabinet op aandacht te besteden aan De Ruyter in diens jubileumjaar.

In 2006 verscheen de Canon van Nederland, waarin staat wat Nederlanders moeten weten over hun geschiedenis, en die bevat zeventien nationale historische beroemdheden – onder wie De Ruyter.

In 2007 opende koningin Beatrix het De Ruyter-jaar, met tal van (zeil)evenementen, herdenkingen en biografieën. In die pe­rio­de ontstonden ook plannen voor de film die vanaf deze week te zien is.

Multicultureel

Dat De Ruyter weer in genade werd aangenomen, heeft te maken met een kant die veel mensen nog niet van hem kenden. Hij bleek zeer multicultureel.

Niet alleen deed de zeeheld goede zaken met de Marokkaanse vorst Sidi Ali ben Mohammed, die de zeeheld stilletjes bewonderde, maar ook was De Ruyter beste maatjes met een vrijgekochte Afrikaanse slaaf, Jan Compagnie geheten. Daarbij gaf hij ook nog eens leiding aan ‘multiculturele bemanningen’. Ruwweg de helft van de mannen op zijn vloot kwam uit het buitenland.

In de film Michiel de Ruyter van regisseur Roel Reiné speelt de slavernij geen noemenswaardige rol, maar desondanks, of juist daardoor, klinkt hier en daar weer wat protest tegen de heldenstatus van De Ruyter.

Helemaal stil zal het rond ­Nederlands bekendste zeeman nooit worden.

Geïnteresseerd?

Wilt u meer weten?

Pestepidemie
In het voorjaar van 1667 zag De Witt zijn kans schoon. Door een pestepidemie en de Grote brand in Londen (1666) besloten de Engelsen geen vloot te bemannen. Het puikje van hun marine lag werkeloos voor anker bij Chatham op de Medway, een zijtak van de Theems. Een ketting over de rivier moest de schepen beschermen tegen aanvallen.
De Witt wilde van de situatie gebruikmaken om de Engelsen tot vrede te dwingen. Hij kon zelf niet mee door een Franse inval in de Republiek. In zijn plaats stuurde hij zijn broer Cornelis de Witt (1623-1672).

Landverraad
Pas op volle zee vertelde deze De Ruyter over het waagstuk. De zeelui wezen het als veel te gevaarlijk van de hand: ze hadden geen benul van de bewapening van de vijand en hadden geen kaarten van het gebied. Maar De Witt liet ze geen keus: weigering was landverraad. Op 22 juni 1667 voer een eskader het hol van de leeuw binnen en zeilde de ketting kapot.
De Engelse oorlogsschepen gingen in vlammen op of werden veroverd. Dat laatste gold voor vlaggeschip de Royal Charles. En De Ruyter? Die bleef achter bij oorlogsschepen in de monding. Wellicht was hij ziek. Begin mei schreef hij nog dat hij ‘seer hevich worde geattaqueert’ door koorts. Ook kan hij ontstemd zijn geweest over de waaghalzerij. De Engelsen toonden zich bereid tot een voor de Republiek gunstige vrede.

Dit artikel kunt u lezen in Elsevier nr. 5 van 31 januari 2015.