Een bescheiden huis maakt net zoveel kans op de titel ‘Gebouw van het Jaar’ als een industrieel complex dat is ontworpen voor de ‘Starbucksgeneratie’, zegt Arno Boon, jurylid van de prijs, die op 21 mei zal worden uitgereikt.
Arno Boon (51) is directeur van BOEi, een landelijke organisatie die monumenten koopt en een nieuwe bestemming geeft. Hij zit ook in de jury van de Gebouw van het Jaar-prijs.
Opvallend; onder de negen genomineerden zit geen enkel voorbeeld van hergebruik. Terwijl in het net verschenen Architectuur in Nederland, Jaarboek 2014-2015 (nai010 uitgevers) juist veel verbouwingen staan. Gaat de BNA-jury tegen een trend in? Elsevier had een interview met Arno Boon:
ELSEVIER U maakt zich sterk voor herbestemming, maar de negen genomineerden zijn spiksplinternieuw.
Arno Boon: Er zitten geen transformaties bij, dat klopt. We hebben het als jury wel uitgebreid over herbestemmingen gehad, maar de ene keer heb je meer van dat genre dan de andere. Ik verwacht de komende jaren aanzienlijk meer aanbod. Als je iets nieuws maakt, heb je als architect wel het voordeel van een tabula rasa, een leeg blad. Dan zal je ook eerder kunnen imponeren.
Bij een herbestemming ben je bezig in de schepping van een voorganger. Dat is minder sexy, noopt ook tot bescheidenheid, want het gaat dan vooral om het efficiënt en mooi inpassen van nieuwe functies in een bestaand gebouw. Daar hoort een architect met een ander soort ego bij. Ik vraag mij af of die herbestemmingsarchitectuur niet in een aparte categorie moet worden gewaardeerd.
ELSEVIER U heeft voordat u jurylid zelf vroeger ook nogal wat gebouwen ingezonden voor prijsvragen.
Arno Boon: Ik zit hier niet om rekeningen te vereffenen, hoor. Het is leuk om met vakbroeders op het scherpst van de snede te discussiëren. We zijn in twee weken met de juryleden in een busje langs negen locaties gegaan. Dat had iets weg van een schoolreisje, en maakte duidelijk dat Nederland groter is dan de Randstad, dat ook in Oisterwijk, Deventer en Texel architectonische hoogstandjes staan.
ELSEVIER Was voor de jury het geen appels met peren vergelijken?
Arno Boon: De opdracht aan ons als jury was wat het beste gebouw zou zijn, het hoefde niet per se hemelbestormend esthetisch te zijn. Het ging nadrukkelijk ook om het plezier dat de gebruikers ervan ondervinden. De negen genomineerden zijn allemaal bijzonder in hun eigen categorie. Het Brouwhuis in Oisterwijk vind ik net zo geslaagd als bijvoorbeeld als het industriële High Tech Systems Park in Hengelo.
ELSEVIER Wat is er zo bijzonder aan het Brouwhuis?
Arno Boon: Het is een ingetogen woonhuis, dat mooi opgaat in een natuurgebied. Het was een helder idee en een heldere opdrachtgever, en dan ook nog eens scherp neergezet door architect Jacq. Brouwer. Er is veel glas gebruikt, het bos wordt in het huis weerspiegeld. Het zadeldak is van zwart hout dat ‘gekookt’ is in olie, heel bijzonder. Omdat het in een gebied staat dat wordt beheerd door Natuurmonumenten, waren er nogal wat regels.
ELSEVIER En aan het High Tech Systems Park?
Arno Boon: High Tech Systems in Hengelo is een industrieel gebouw op een campus waar 1.200 mensen werken, maar wel met een bedrijfsrestaurant dat voor buitenstaanders toegankelijk is. Architecten Hans van den Dobbelsteen, Theo Reitsema en Radboud Seckel keerden het bedrijf eigenlijk binnenste buiten.
Eerst was het een gebouw met allemaal cellen waar iedereen zijn eigen discipline had, nu is het een grote open ruimte die uitnodigt tot samenwerken. Het gebouw is nu klaar voor de ‘Starbucksgeneratie’. Er zit overigens ook echt een Starbucks-filiaal in. De architectuur is daarmee uitdrukking van een zeer belangrijke systeemwijziging in de industrie.
ELSEVIER Sommige genomineerden, zoals de Markthal en het Centraal Station in Rotterdam kregen al veel aandacht.
Arno Boon: Die gebouwen liggen staan door die aandacht meteen in de spotlights. Als er een lekkage is, zoals bij de Markthal van het bureau MVRDV, is het meteen een item in het Achtuurjournaal. Dat is natuurlijk overdreven. Een ontwerp kan iconisch zijn, maar de kwaliteit kan ook in kleine dingen zitten. In de detaillering van een voordeur bijvoorbeeld, of bijzonder metselwerk.