Er wordt vol overtuiging gelobbyd voor erkenning van het Nedersaksisch. Het probleem: de verscheidenheid van de sprekers.
Hij heeft zijn best gedaan. Rein Munniksma, de PvdA’er die net afscheid nam van het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe, heeft zich steeds vol overtuiging ingezet voor behoud en stimulering van het Nedersaksisch. Samen met SONT, de Samenwerkende Organisaties in het Nedersaksisch Taalgebied, lobbyde hij in Den Haag.
Twee jaar geleden werd Munniksma ernstig teleurgesteld door minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk. Zijn partijgenoot liet weten niets te voelen voor erkenning van het Nedersaksisch in het Europese Handvest voor regionale of talen van minderheden. Hij vreesde voor extra regelgeving en financiële verplichtingen.
Academisch klinkend
Van het CDA kreeg Munniksma wel steun. Een van de ambassadeurs van SONT is ook een christen-democraat, europarlementariër Annie Schreijer-Pierik. Zij heeft als taak de ‘regionaole tael veerder te verstarken en bekender te maeken’.
Het probleem bij het uitvoeren van deze taak is de pluriformiteit van het Nedersaksisch. Het omvat tal van dialecten: Gronings, Noord-Drents, Twents, Achterhoeks, Sallands, enzovoorts. De sprekers identificeren zich vooral met de eigen regio en hebben meestal weinig affiniteit met de wat academisch klinkende term ‘Nedersaksisch’.
De spelling en het vocabulaire van de diverse varianten lopen ook sterk uiteen. Wel heeft SONT een poging ondernomen te komen tot een Algemene Nedersaksiese Schriefwieze.
Elsevier nummer 19, 9 mei 2015