Kings of War van Toneelgroep Amsterdam laat zien dat er geen politiek leiderschap bestaat zonder vuile handen te maken.
Op sommige Shakespeares wordt steeds teruggegrepen, terwijl andere ongespeeld tussen de mottenballen blijven liggen. Dat laatste geldt voor koningsdrama’s Henry V en Henry VI. Volgens het Theater Instituut werd Henry V voor het laatst in 1992 opgevoerd.
Dat heeft een reden: het zijn eentonige opsommingen van oorlogshandelingen en politiek gekonkel. Een uitmuntend idee dus van regisseur Ivo van Hove en bewerker Rob Klinkenberg om ze, aangevuld met het veel populairdere Richard III, in te dikken tot Kings of War.
Verteerd
Het openingsdeel vertelt in sneltreinvaart hoe Henry V, een bevlogen rol van Ramsey Nasr, de Fransen verslaat en een rijk smeedt door de Franse prinses Margaretha te huwen. De scène waarin deze onbehouwen strijder het frêle meisje ten huwelijk vraagt, is een hoogtepunt van de avond. Henry VI is de tegenpool van zijn zelfbewuste vader.
De zoon – iets té huilerig gestalte gegeven door Eelco Smits – wordt verteerd door twijfel, en tracht alle hovelingen te vriend te houden.
Na de pauze neemt het huis York de boel over. Een telg uit deze familie is ‘het beest’ Richard III – een onvergetelijke rol van Hans Kesting. Met behulp van zijn redenaarstalent en een fikse portie gewetenloosheid werkt hij zich een bloedige weg omhoog naar de troon.
Als dit stuk iets laat zien, dan is het dat er geen politiek leiderschap bestaat zonder vuile handen te maken. Zo geeft deze wervelende, vijf uur durende theatermarathon de kijker genoeg om over na te denken.