Hyperpersoonlijke maar zeer beeldende gedichten schetsen paradoxaal mensbeeld.
‘Persoonlijke’ poëzie is vaak of zo persoonlijk dat er geen touw aan vast is te knopen, of zo banaal dat ze niet ontroert. Als persoonlijke poëzie volstrekt eigen is én transparant, dan weet je: dit is een geweldige dichter. Esther Jansma is zo’n dichter.
Er zijn eigenlijk drie Jansma’s. Ten eerste de persoon (met veel verdriet en ander persoonlijks), ten tweede de archeologe die alles weet van de groeiringen van bomen. Om dit paradoxale mensbeeld draait Jansma’s poëzie: al het persoonlijke is groot en tegelijk futiel.
Maar Jansma weet ook dat het niet waar is wat andere dichters vaak beweren: dat alles voor niks is in het licht van de eeuwigheid. Alle leven laat een spoor na. ‘Alles is voor altijd gebeurd en blijft bewaard.’
Dit is de derde Jansma aan het woord: de dichter die in hyperpersoonlijke, maar zeer beeldende zinnen de paradox opheft in poëzie. Voor de eeuwigheid, hopelijk.
Elsevier nummer 31, 1 augustus 2015