Nederlandse spreekwoorden en gezegden zijn voor nieuwkomers vaak moeilijk te doorgronden. Het boek De hond in de pot biedt uitkomst.
Allochtonen en kinderen kunnen er danig van in de war raken. Het Nederlands kent tal van gezegden waarvan de betekenis niet meteen voor zich spreekt.
Zo weet zowat elke volwassen Nederlander dat een ‘scheve schaats rijden’ staat voor het begaan van een misstap, in het bijzonder: vreemdgaan. Maar een immigrant en een kind moeten de betekenis van zulke ingeburgerde uitdrukkingen uitgelegd krijgen.
Betekenis
Behulpzaam hierbij kan het boek De hond in de pot (Uitgeverij Ploegsma) zijn. Initiatiefnemer is grafisch ontwerper Tosca Lindeboom, die na haar verhuizing van Nieuw-Zeeland naar Nederland geboeid raakte door de moeilijk te doorgronden spreekwoorden en gezegden in haar nieuwe vaderland. Samen met journalist Annette Wiesman en fotograaf Astrid Zuidema ging ze op zoek naar de betekenis en bracht er vijftig in beeld.
De achtergrond van zegswijzen is soms verrassend. Zo heeft ‘kat in het bakkie’ niets te maken met een beest. Met ‘kat’ werd vroeger geld bedoeld. Kat in het bakkie betekent voldoende geld in het laatje, oftewel in bredere zin: geen probleem.
Eten
‘De hond in de pot’ vinden verwijst wel naar het huisdier. Het gezegde vloeit voort uit de oude gewoonte om na het eten honden kookgerei te laten uitlikken. Wie dus het beest in de pot vond, had niets meer te eten.
Deze uitdrukking werd al uitgebeeld op De dwaasheid van de wereld, een schilderij van Pieter Bruegel uit 1559. Zo oud zijn sommige Nederlandse gezegden.
Elsevier nummer 31, 1 augustus 2015