Jarenlang had Liesbeth Wytzes weinig met de kerstdagen. Maar het inzicht schrijdt voort en langzaam maar zeker is ze er toch iets anders over gaan denken. Nu loopt ze voorop in de feestvreugde en haalt ze alles kerstclichés uit de kast. ‘Verzet je niet tegen iets wat onvermijdelijk is, maar omarm het liever.’
Lange tijd heb ik me op alle manieren die mij ter beschikking staan, verzet tegen de feestelijkheden van deze maand. ‘De feestelijke maand begint weer,’ zei iemand blij tegen mij, eind november. Ik voelde mijn gelaatsuitdrukking meteen verzuren. Dat gedoe met die neppe kerstsfeer, die helemaal geen inhoud heeft, waarin het alleen maar gaat om eten, drinken, feestvieren, overdreven cadeaus uitwisselen zo vlak na Sinterklaas, of erger nog: in plaats van Sinterklaas, zoals de grijze uitheemse eekhoorn de rode inheemse verdringt.
Dat eindeloze in de keuken staan, de recepten waarmee je zowat wordt doodgegooid, elk jaar weer en steeds hetzelfde, de tradities met de diepgang van een soepbord – eenmaal volwassen was ik altijd blij als het 2 januari was en we allemaal weer gewoon konden doen. De jaren dat ik helemaal niets te doen had, zodat de kerstdagen zich in niets onderscheidden van alle andere dagen, vond ik prima, lekker rustig. Van mij geen gejeremieer over een eenzame kerst, integendeel!
Alles deed ik eraan om aan die gekunsteld-feestelijke dagen te ontkomen. De kerstdiners, eten en gezellig doen met Jan en alleman, met mensen die je (met reden) amper ziet door het jaar heen, of juist al vaak genoeg, omdat je met ze in één huis woont. Dat ellendige boodschappen doen in een stampvolle supermarkt waar de ene geestdodende kersthit na de andere, van Do They Know It’s Christmas tot Rudolph the Rednosed Reindeer onophoudelijk langs de schappen druilt, tot je zin hebt om hard huilend naar huis en naar bed te gaan, dagenlang, zonder dat je overigens die dreinerige deuntjes uit je hoofd krijgt.
Met de kerstdagen brengen ongelovigen hun jaarlijkse kerkbezoek
Om nog maar te zwijgen van de ergernis vanwege de ongelovigen, die slechts één keer per jaar een kerkgebouw binnengaan, want ‘het is traditie’, en dan naar eigen zeggen gesticht en gelouterd uit de kerstmis of -dienst komen, al naar gelang de denominatie die ze allang hebben verlaten. Ze kunnen er weer tegenaan!
De afzichtelijke wenskaarten met zoetsappige teksten over liefde en vrede in de wereld en in alle harten – ja, dat zou zeker nu wel mooi zijn! En dan toch lichtelijk teleurgesteld zijn als je maar één kaart krijgt, die van de loodgieter, terwijl je zelf al decennia geen enkele kaart stuurt.
Maar het inzicht schrijdt voort en langzaam maar zeker ben ik er toch iets anders over gaan denken. Net zoals voor de ouderdom geldt hier: verzet je niet tegen iets wat onvermijdelijk is, maar omarm het liever. Dat was de enige nog openstaande optie. Het helpt wel mee dat ik word omringd door kerstgekken, die aan één kerstboom niet genoeg hebben, maar die het liefst in elke kamer een uitbundig gedecoreerd exemplaar neerzetten, en niet langs een winkel met kerstspullen kunnen lopen zonder verlangend in de etalage te kijken. Zelfs als het hartje zomer is. Onmogelijk daar stokjes voor te steken.
Ik ben dus van een non-believer, ja zelfs tegenstander, omgezwaaid naar een kerstfanaat. Mijn omgeving gelooft het amper: het is alsof iemand die jarenlang voor een partij als BIJ1 stemde, plotseling hartstochtelijk PVV-stemmer wordt, of natuurlijk andersom.
‘Niet langer probeer het aantal kerstbomen enigszins te beperken’
Niet langer sleur ik de kooplustige kerstgekken weg bij de winkels met versierselen. Ik ga met ze mee naar binnen en help uitzoeken. Niet langer probeer ik het aantal kerstbomen enigszins te beperken, ik spoor zelfs aan tot meer, meer, meer bomen: hoe meer, hoe beter! Niet langer wend ik ziekte voor of verlammende somberheid vanaf 22 december, nee, ik regel etentjes rond die dagen en dek de tafel zo kerstachtig als het maar kan. Rood, groen, goud, ik deins nergens meer voor terug.
Ik ga het hele huis volzetten met kaarsen, de vreselijkste kinderkoren zullen met hun schelle blije stemmetjes het huis vullen, de geur van vorstelijk gebraad zal omhoog kringelen, we spuiten namaaksneeuw op de ruiten. Kortom, ik ga alle, maar dan ook alle clichés uit de kast trekken. En uit die kast trek ik dan meteen ook die kitscherige kersttrui die bij de kerstoutfit hoort. Rood acryl, met een rendier erop, of het hoofd van de kerstman met een pluizenbaard. Want bekeerlingen zijn altijd het fanatiekst.