Zes redenen om van de landskampioen te houden

Foto: Tom Bode/ANP

Feyenoord heeft zondag 14 mei de zestiende landstitel behaald. Ome Cor en vijf andere redenen om (toch) te houden van de Rotterdamse volksclub.

Ome Cor Kalkman heeft het niet gemakkelijk. De zelfverklaarde rechtbesnaarde Rotterdamse havenarbeider wil op zijn 66ste in de WAO. Om te worden afgekeurd, heeft hij gerommeld met zijn aanvraag, en als reden zijn ‘betonknie’ opgegeven – een zelf verzonnen kwaal.

De instanties trappen er niet in. Sterker, door zijn list belandt Ome Cor in een Rotterdamse hellevaart die hem uiteindelijk in de gevangenis brengt. Alles kwijt, maar dat is niet zo erg. Veel erger is dat hij op zijn tocht zijn Feyenoord-sjaal heeft moeten afgeven. ‘Dat kun je niet maken!’ sputtert hij. ‘Die club zit in mijn bloed. Dat is mijn DNA.’

We voelen de pijn van Ome Cor

Met zijn lowbudget-cultfilm Ome Cor zette Rotterdammer Martin van Waardenberg vorig jaar een prachtig archetype neer waarom je ook tot ver buiten de stadsgrenzen kunt glimlachen. We voelen zijn pijn. We begrijpen dat Ome Cor het als Feyenoord-fan doorgaans zwaar heeft.

De inhoud op deze pagina wordt momenteel geblokkeerd om jouw cookie-keuzes te respecteren. Klik hier om jouw cookie-voorkeuren aan te passen en de inhoud te bekijken.
Je kan jouw keuzes op elk moment wijzigen door onderaan de site op "Cookie-instellingen" te klikken."

‘Feyenooit,’ zeggen ze daar licht-cholerisch in De Kuip als zich weer eens een rampseizoen ontvouwt. Bij de club uit 1908 hebben ze het lijden tot hogere kunstvorm gemaakt. En op een gekke manier zijn ze daar nog trots op ook: ‘Iedereen is tegen ons, behalve wij.’

Ergens diep daaronder ligt een sociologisch second city syndrome verscholen. Dat tweedestadsyndroom kennen we ook wel van Antwerpen tegenover Brussel en Barcelona tegenover Madrid. Voetbal speelt in die stammenstrijd een beslissende rol. Maar dan moet je wel winnen, natuurlijk.

Je wordt ermee geboren en je zult ermee moeten leren leven

In zijn geroemde voetbalboek Fever Pitch omschrijft de Britse auteur Nick Hornby treffend wat het betekent om Arsenalfan te zijn. Dat de liefde voor een voetbalclub te vergelijken valt met een bochel: je wordt ermee geboren en je zult ermee moeten leren leven.

Hornby heeft gelijk, en dan is hij nog aanhanger van het zo deftige Arsenal. Voor een Feyen­oord-fan liggen de zaken wat scherper. In ons boek Kuipkoorts (2015) – waarin Ronald Giphart en ik de club van binnenuit beschrijven – stellen we na onderzoek dat Feyenoordsupporters niet alleen een bochel hebben, maar ook een hazenlip, een open rug, een boksersneus, bloemkooloren en een tennisarm plus twee horrelvoeten, metaforisch gesproken.

Zoals oer-Feyenoorder en oud-speler Jan Boskamp beaamde: ‘Ja, en volgend jaar zitten we er gewoon allemaal weer. Wat dat nou is?’

Feyenoord is geen gemakkelijke club om lief te hebben. De supporters moeten er echt hun best voor doen. Zij kunnen het zich niet permitteren om blasé te zijn.

Maar soms, heel soms past alles precies. Zoals in dit seizoen, waarin volkomen terecht het zestiende landskampioenschap wordt behaald. Ook nog eens met goed voetbal.

Het kan niet op voor Ome Cor – even de gelukkigste man op aarde. Maar hij weet ook: volgend jaar kan alles weer anders zijn. Excelsior uit, altijd lastig.

Culthelden

In Amsterdam hebben ze Sjakie Swart, maar als het om onwaarschijnlijke culthelden gaat, heeft Rotterdam de grootste verzameling bij elkaar gespaard, van zeer divers pluimage. Coen Moulijn, Theo Laseroms, Rinus Israël, Piet Romeijn, Joop van Daele, Ruud Gullit, Ruud Heus, József Kiprich, Mike Obiku, John de Wolf, Ed de Goeij, Julio Ricardo Cruz, Pierre van Hooijdonk, Paul Bosvelt, John Guidetti, Dirk Kuijt – en dan vergeten we er nog een stel.

De grootste van allemaal blijft Willem van Hanegem. Tot zijn schare fans mocht hij de Amsterdamse volkszanger André Hazes rekenen, die bij een groots afscheid in De Kuip de afzwaaiende voetballer kwam toezingen. In een Feyenoord-shirt.

André Hazes zingt Willem van Hanegem toe in 1983. Foto: ANP

Koninklijk dispuut

De rest van Nederland keek ervan op om koningin Máxima een Feyenoord-sjaal te zien dragen op Koningsdag. Goed speurwerk van het AD leerde dat het ging om het exemplaar van de Rotterdammer Frans Kusters (70). Diens commentaar: ‘Ik wilde eigenlijk een dolletje uithalen door de Koning die sjaal om te hangen. Hij is voor Ajax, maar Máxima zei: “Geef die maar aan mij, ik ben voor Feyenoord.”’ De onschuldige Rotterdamse humor – nu eens géén rellen – van meneer Kusters had net zo goed van Ome Cor kunnen zijn. Allemaal lid van dezelfde ‘Feyenoord-familie’, toch wel een mooi soort van sociale cohesie.

Foto: Mischa Schoemaker/ANP

Legendarische trainers

Het staat vast dat de huidige trainer Arne Slot wordt opgenomen in het pantheon van legendarische Feyenoord-coaches. Samen met Ernst Happel, de sfinx op de bank. De obsessieve kampioenenmaker Wiel Coerver. Tussen clubiconen als Hans Kraay, Rinus Israël, Willem van Hanegem en Wim Jansen. De Rotterdamse blufgozer Leo Beenhakker hoort er ook bij, net als Hagenees Dick Advocaat. De lijst mag worden aangevuld met eloquente (en met Arne Slot vergelijkbare) gentlemen als Vác­lav Ježek, Bert van Marwijk en Giovanni van Bronckhorst.

Prijzenkast

Als je alles bij elkaar optelt, lijkt dat tweedestadsyndroom toch wat overdreven: 16 maal landskampioen; 13 maal de KNVB-beker; eerste Nederlandse winnaar Europa Cup I; idem voor de Wereldbeker; 2 maal UEFA Cup; vorig seizoen nog finalist in de Conference League. Er zijn jaren dat dit verleden de club als een molensteen om de nek hangt, maar uiteindelijk richt Feyenoord zich altijd op.

Feyenoord viert de winst van de UEFA Cup in 2002. Foto: Imago/Bernd Müller

De Kuip

Het is waar dat het stadion uit 1937 een likje verf kan gebruiken, maar de grasmat is al jaren van onbesproken gedrag. In 2022 werd het veld voor de achtste keer op rij verkozen tot allerbeste, met gemiddeld een 4,82 op een schaal van 5. De velden van Ajax (4,56) en PSV (4) volgden op ruime afstand. Dit seizoen zal de uitslag niet anders zijn, en dan hebben ze met Peter Houtman ook nog eens de beschaafdste sta­dionspeaker van allemaal.