Door Den Haag jaagt een gure wind. De rusteloze politieke cultuur lijkt vergiftigd. Hoe anders was dat veertig jaar geleden? EW-redacteur Eric Vrijsen beschrijft zijn jaren aan het Binnenhof aan de hand van zeven ontwikkelingen. Met de voorspelling dat de democratie een nieuw evenwicht zal vinden. Vandaag de eerste aflevering: Ons kent ons.
De Kamerleden troffen elkaar elke dinsdagmorgen rond half negen op het perron in Eindhoven voor de intercity naar Den Haag. In Tilburg en Breda stapten nog een paar collega’s in. Gekscherend noemden ze dit het Treinberaad. Ze bespraken wat ze die week op het Binnenhof wilden regelen. CDA, PvdA of VVD – de partijkleur was niet relevant.
Het was knus in dat eersteklascoupeetje. Zoals de hele Haagse politiek gemoedelijk was. Nederland heeft een kleine schare politici, die elkaar in hun lange carrières telkens tegenkomen. De politieke elite is als een dorp, waarin je elkaar nog eens nodig kunt hebben.
Dat Treinberaad was de Brabantse variant op wat later ‘het partijkartel’ ging heten. Klef? Nee, ze spraken af hun partijnetwerk te gebruiken in het belang van de regio. Woningbouw voor ‘groeistad’ Helmond, renovatie van grachten en vestingwerken in Den Bosch, oneerlijke concurrentie van Macro en Sligro voor de middenstand in Best, uitbouw industrieterrein in Moerdijk. Zo ging dat in de jaren tachtig en negentig.
Eric Vrijsen werkte bijna 45 jaar in de journalistiek. Na een stage bij NRC Handelsblad begon hij in 1980 bij het Eindhovens Dagblad/Brabants Dagblad. Sinds 1990 werkt hij voor Elsevier/EW.
In 1981 werd hij Haags verslaggever. Met onderbrekingen als buitenlandcorrespondent, binnenlandredacteur en economieredacteur, werkte hij in totaal 34 jaar op het Binnenhof.
Deze terugblik is het laatste artikel van Vrijsen voor EW. Het is een dankwoord aan zijn Haagse bronnen en vooral aan de trouwe lezers van EW.
Rente-op-rente
Toenmalige volksvertegenwoordigers als Broos van Erp (VVD), Dick de Cloe (PvdA), Frits Castricum (PvdA) en Harry Aarts (CDA) waren heus de enigen niet. Uit alle provincies kwamen op dinsdag per Nederlandse Spoorwegen backbenchers aanstuiven met in hun Samsonite-koffertjes de regionale belangen. Die week werden dan de zaken uitgewerkt in vergaderingen en politiek-ambtelijke contacten.
Ze waren vaak al drie of vier termijnen Kamerlid, kenden elkaar door en door, vonden blindelings hun weg in al die Haagse machinekamers en geloofden in een actieve rol van de overheid. Ze gunden elkaar over en weer succesjes. Ook toen was er kritiek op ‘koehandel’ en ‘geritsel’ in de ‘schuilkelders van de macht’. Maar – terugblikkend – politici maakten zich relevant door kleine stappen te zetten. Als Den Haag elk jaar 2 procent aan Nederland verbetert, krijg je door een soort rente-op-rente-effect na verloop van tijd een welvarend land. Dat is het grote geheim van het politieke doormodderen.
Zonder poeha
Anno 2024 is er te veel politiek theater zonder geduld. Een rusteloze politiek raast door de media. Een permanente verkiezingscampagne met telkens opspattende kabinetscrises. Alles is meteen politiek-strategisch, waardoor er een kale scoringsdrift is ontstaan die de aandacht voor kleine, concrete zaken verblindt. Alleen wat op het hoofdtoneel gebeurt, is nog boeiend. Niet het werken zonder poeha in het uitgebreide raffinagecomplex dat Den Haag toch ook is.
Juist praktische resultaten uit zo’n Treinberaad gaven kiezers het idee dat er in Den Haag voor hen werd geknokt. Want jazeker, de krant deed er verslag van. Nu zien kiezers hun politici ’s avonds op tv bekvechten over onnavolgbare principekwesties. Zelfs de fatbike is cultuurstrijd. Wie snapt dit nog? Massa’s kiezers krijgen als boodschap hooguit mee dat Den Haag ze in een gareel wil wurmen.
Morgen leest u in deel 2 van deze serie onder meer hoe Eric Vrijsen ’s lands nieuwste prominente politicus al sinds 1976 kent, wat hij leerde van De kunst van het doormodderen en hoe bestuurlijke blunders die hij tegenkwam vaak zichzelf heelden.