Wie ook de verkiezingen op 12 december zal winnen – Corbyn of Johnson – , de noodzaak voor samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese landen op defensiegebied blijft bestaan. Zonder de Britten gaat het namelijk niet, schrijft Bram Boxhoorn.
Donderdag 12 december staat er veel op het spel voor het Verenigd Koninkrijk – maar ook voor Europa. Het zal erom spannen of Labourleider Jeremy Corbyn of de Conservatieve leider Boris Johnson de volgende Britse regering mag vormen.
Bram Boxhoorn
Bram Boxhoorn is historicus en directeur van de Atlantische Commissie. Hij is tevens gastdocent bij Webster University, Leiden. Boxhoorn schrijft wekelijks een blog voor Elsevier Weekblad over buitenlandse politieke kwesties.
Als Johnson de verkiezingen wint, kan er snel zaken worden gedaan met Brussel. De Brexitdeal is namelijk op hoofdlijnen uitonderhandeld. Met Corbyn in Downing Street 10 daarentegen is de kans groot dat het hele Brexit-proces weer van voren af aan begint. Onduidelijk is ook waar het dan eindigt: Corbyn heeft tot nu toe geweigerd zijn mening over een Brexit uit te spreken, al is het een publiek geheim dat ook hij niet overloopt van warme gevoelens voor Brussel.
Politieke macht én aanzien
Wat de uitkomst ook zal zijn, Corbyn of Johnson – de noodzaak voor samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en de Europese landen op defensiegebied blijft bestaan. Allereerst blijft het Verenigd Koninkrijk liggen waar het nu ligt. En net als met handel geldt dat geografische afstand er ook voor veiligheid toe doet. De meeste (continentale) Europese strategische veiligheidsvraagstukken treffen immers ook het Verenigd Koninkrijk.
En wat betreft defensie: het Verenigd Koninkrijk is een van de twee Europese landen (naast Frankrijk) die over een volledig ‘spectrum’ aan militaire middelen (conventioneel en nucleair) beschikken én via een zetel in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties politieke macht en aanzien hebben.
Versnippering in Europa
Continentaal Europa kan de Britse bijdrage dus wel gebruiken. In een openhartig stuk fileert Sophia Besch van denktank Centre for European Reform in Londen de gebreken van de huidige EU-defensiesamenwerking. Veel initiatieven zijn na het Brexit-referendum van 2016 van de grond getild, veelal met acroniemen als PESCO (‘Permanente gestructureerde samenwerking’) of anders wel via ‘samenwerkingsmechanismes’ of ‘samenwerkingsplannen’. Maar zij constateert dat EU-landen niet goed nadenken over de verbinding tussen de 47 PESCO-projecten die de Europese Unie nu financiert en een algehele strategie. Meer van deze projecten moeten worden geclusterd, bijvoorbeeld op het gebied van cyber security. Nu is er versnippering op dit gebied in diverse kleine projecten van landen.
Meer over dit onderwerp: Macron en Erdogan zetten ‘hersendode’ NAVO op scherp
Het voornaamste probleem is echter niet het doel om meer defensie van de grond te tillen, maar de vraag wanneer het militaire apparaat in te zetten – het Europese equivalent van het NAVO-bijstandsartikel 5. Veel eensgezindheid hierover is er niet. Reden waarom Duitsland uit is op het formuleren van een ‘strategisch kompas’ gedurende het voorzitterschap van de Europese Unie (EU) volgend jaar.
Met de EU of buiten de EU om
De inzet van de Britse defensiemacht buiten de NAVO om kan vooralsnog moeilijk worden gemist. De voortzetting van de samenwerking tussen het Verenigd Koninkrijk en de overige Europese landen verzekert het gezamenlijk delen van informatie van de inlichtingendiensten, cruciaal voor elk politiek en militair besluit. Daarnaast zijn de Britse militaire middelen belangrijk en omvangrijk genoeg om aan de ambities van de EU bij te dragen. Dit kan met de EU als geheel of buiten de EU om gebeuren.
Dat laatste is praktischer. Ook Frankrijk doet dit naar believen. Zie bijvoorbeeld de maritieme missie onder Franse vlag naar de Perzische Golf. Of het Europese Interventie Initiatief (EI2), een gezamenlijk militair project van veertien Europese landen buiten de NAVO en de EU om. Onder deze laatste vlag had een paar weken geleden een humanitaire hulpactie plaats bij de rampenbestrijding in de Caraïben. Ook Nederland nam hieraan deel. Dit zou een instrument zijn om de Frans-Britse relatie op defensiegebied vaste vorm te geven.
Lees ook van Bram Boxhoorn: Turks vertrek uit de NAVO is onwenselijk
Amper alternatieven
Nu de kans op een no deal-Brexit gering is, zal er meer ruimte zijn voor samenwerking met de Britten op defensie- en veiligheidsgebied. Daarvoor zijn namelijk de wederzijdse afhankelijkheden te groot. Vooral voor Frankrijk zijn de alternatieven gering: Duitsland ontbeert het aan politieke en militaire slagkracht en de andere continentale landen hebben geen vergelijkende mogelijkheden. Voor de Britten geldt grosso modo hetzelfde: naast Frankrijk is er geen ander Europees land dat over vergelijkbare militaire mogelijkheden beschikt. Daarbij zal vooral buiten de Europese Unie om moeten worden samengewerkt, in NAVO-verband indien mogelijk, erbuiten indien wenselijk.
Misschien geen ideale situatie, maar om Margaret Thatcher uit haar beroemde Brugge-lezing (1988) te citeren: ‘Utopia zal nooit worden bereikt, juist omdat we weten dat we het nooit op prijs zouden stellen.’