In november zijn de Amerikaanse presidentsverkiezingen. Trump en Biden zijn de enige serieuze presidentskandidaten, als gevolg van het tweepartijenstelsel. Vier vragen over dit politieke systeem.
1. Wanneer is het tweepartijenstelsel ontstaan?
Vlak nadat de Verenigde Staten in 1776 onafhankelijk werd van het Verenigd Koninkrijk. Hoewel Founding Father John Adams geen twee grote partijen wilde, legden de Amerikaanse aartsvaders daar wel het fundament voor.
Ze importeerden het Britse kiesmannenstelsel en deelden het land op in kleine districten. Alleen de kandidaat met de meeste stemmen in een district komt in het parlement. Stemmen op andere kandidaten gaan verloren. Dat bevoordeelt grote partijen, omdat burgers hun stem niet willen verkwisten aan kleinere partijen.
Sinds 1852 wint altijd de Democratische Partij of de Republikeinse partij de presidentsverkiezingen. Ook domineren de twee partijen sinds 1856 het Congres.
2. Welke partijen zijn er nog meer?
Kleinere partijen lieten in het verleden weleens een nieuw geluid horen, maar dan namen de grote partijen deze geluiden snel over. Partijen met namen als de Socialistische Partij, de Boeren-Arbeid Partij en de Populistische Partij kenden wel lokale macht.
Op dit moment zijn er onder meer een Groene Partij en een Libertarische Partij, maar ook die spelen geen rol van betekenis.
De grootste uitdager van de twee grote partijen was een onafhankelijke zakenman: Ross Perot. Hij behaalde bij de presidentsverkiezingen in 1992 eenvijfde van de stemmen. Toch werd hij in alle kieskringen verslagen door de Republikein George H.W. Bush en de Democraat Bill Clinton, die president werd.
3. Zijn er meer verschillen tussen het Nederlandse en Amerikaanse stelsel?
Ja. ‘Liberalen’ betekent iets anders in de Verenigde Staten dan in Europa. Hier zijn liberalen voor beperkte overheidsbemoeienis en individuele vrijheid, terwijl liberal in de Amerikaanse politiek de linkerflank aanduidt.
4. Heeft een tweepartijenstelsel ook voordelen?
Vaak wordt er ingezoomd op de nadelen. Zo zou een tweepartijenstelsel minder democratisch zijn en leiden tot meer polarisatie. Maar volgens sommige politicologen zijn er ook voordelen.
Zo zou een tweepartijenstel een kleinere kans bieden op machtsgrepen door nieuwe extremistische partijen, en meer politieke stabiliteit. Ook zijn er geen slepende coalitieonderhandelingen tussen veel kleinere partijen, zoals in Nederland.
Toch zijn deze voordelen ook te behalen in een meerderheidsstelsel. Zo voerde meerpartijenland Duitsland in 1949 – na het fiasco van de Weimarrepubliek, het naziregime en de Tweede Wereldoorlog – een kiesdrempel van 5 procent in.