Als liefhebber van de Nederlandse taal ben je al snel een zeurpiet. Je kunt je eraan ergeren dat jongeren steeds vaker ‘awkward’ en ‘oh my God’ zeggen, in plaats van ‘gênant’ of ‘allememaggies’. En je kunt er steeds op wijzen dat ‘bekritiseren’ een zogeheten contaminatie is en dat het correcter is om van ‘kritiseren’ of ‘beoordelen’ te spreken. Maar al die irritaties en terechtwijzingen in de Nederlandse taal gaan op den duur vervelen. Vandaar dat Lucas Gasthuis, vaak in een staat van verwondering over de taalkundige ontwikkelingen, in de taalrubriek die sinds 2002 in Elsevier Weekblad verschijnt, eerder heeft geobserveerd en geregistreerd dan geoordeeld.
Waarom nemen veel mensen ineens de foutieve uitdrukking ‘geïnspireerd op’ in de mond en spreken ze gretig over ‘beleving’? Mag een premier ‘pleur op’ zeggen? Waar komen fraaie nieuwe woorden als ‘mooiboy’ en ‘sporno’ vandaan? Hoe terecht is het als ‘linksgekkies’ termen als ‘negerin’ taboe verklaren? En wat is ‘taboe’ eigenlijk? En waarom zeggen mensen tegenwoordig zo vaak ‘eigenlijk’?
Omdat de rubriek ‘Nederlandse taal’ veel lezersreacties oproept, is twee keer een selectie van Lucas Gasthuis’ bespiegelingen in boekvorm verschenen: Taal (2011) en Taal Twee (2017). Lezing ervan maakt duidelijk hoezeer de Nederlandse taal een weerspiegeling is van sociaal-culturele ontwikkelingen. Bovendien wordt taal bewust gebruikt om de samenleving te veranderen en de maatschappelijke evolutie te beïnvloeden. Een sprekend voorbeeld is het steeds weer verzinnen van nieuwe benamingen voor immigranten. De ‘gastarbeider’ werd taalkundig bevorderd tot ‘allochtoon’ en later tot ‘medelander’, ‘nieuwe Nederlander’ en ‘iemand met een migratie-achtergrond’.
Dat de Nederlandse taal een politiek wapen is, is een van de redenen om haar ontwikkeling op de voet te volgen. Maar de belangrijkste reden is natuurlijk dat het even amusant als leerzaam is om aan de manier waarop Nederland met woorden omgaat, te zien hoe de natie verandert. Inderdaad: de taal is en blijft gans het volk.