Er is veel te doen rond het nog prille presidentschap van Donald Trump. Er zal nog met weemoed aan hem worden teruggedacht als dataverzamelaar Mark Zuckerberg het voor het zeggen krijgt in het Witte Huis.
In de belabberde verfilming van Dave Eggers’ roman De Cirkel ziet de kijker een naïef meisje dat snel furore maakt binnen een groot techbedrijf in Silicon Valley. Dit bedrijf, overduidelijk een fictieve samensmelting van Google en Facebook, wordt al snel machtiger dan regeringen omdat het alles weet van iedereen. ‘Knowing is good. Knowing everything is better,’ predikt de bebaarde eindbaas (Tom Hanks) van het bedrijf. De film eindigt met een dystopisch beeld van een samenleving waarin privacy is afgeschaft en iedere burger continu online wordt gevolgd.
Deze week in Elsevier Weekblad: Google en Facebook volgen vrijwel iedereen die op internet komt. Hoe gaan zij te werk? Wat zien ze wel en wat niet? En hoe verdienen ze miljarden met al die data? Lees: Zo kijken ze mee
Invloed
De Cirkel schetst een parodie van de werkelijkheid. Bedrijven als Google en Facebook verzamelen veel data, maar doen dat omdat ze geld willen verdienen aan advertenties, niet omdat ze in een totaal transparante superstaat geloven waarin burgers 24 uur per dag met sensors en camera’s worden gevolgd. Bovendien staan allerlei privacywetten de in het boek en film geschetste wereld in de weg.
Dat neemt niet weg dat techbedrijven steeds meer invloed krijgen. Technologie van Google bepaalt, onder meer, welke informatie burgers kunnen vinden (Google), welke video’s ze zien (YouTube) en hoe ze de weg vinden (Google Maps). De algoritmes van Facebook bepalen welke berichten van vrienden gebruikers te zien krijgen, en, belangrijker nog, welk nieuws iemand krijgt voorgeschoteld. Nu zouden al die zaken niet zo interessant zijn als Google en Facebook slechts twee van heel veel alternatieven zouden zijn die burgers gebruiken. De realiteit is dat de meeste mensen Google, en niet DuckDuckGo, gebruiken om iets op te zoeken. En dat veel mensen hun nieuws op Facebook consumeren en niet bij de journalistieke media zelf.
Politieke wartaal
Wat misschien wel de meeste zorgen baart, is de politieke wartaal die Facebooks baas Mark Zuckerberg de laatste tijd uitslaat. Waar hij vroeger alleen juichberichten over ‘nieuwe functies voor gebruikers’ de wereld in slingerde, praat hij tegenwoordig over ongelijkheid, diversiteit, klimaatverandering en democratische vernieuwing.
Daarnaast nam hij de voormalige campagnebaas van oud-president Barack Obama aan en bedong hij een clausule waarin staat dat hij tijdelijk kan terugtreden voor het vervullen van een publieke functie. Dat is toch wel een beetje verdacht. Waarom zou de baas van een advertentiebedrijf zich zo politiek willen uitlaten?
Politieke campagne
Als Zuckerberg werkelijk een gooi doet naar het presidentschap, heeft hij een belangrijk wapen in handen. Politieke partijen spenderen nu al veel geld op Facebook om gericht kiezers te bereiken. Voor Zuckerberg, die over data beschikt van 2 miljard mensen wereldwijd, moet een politieke campagne een fluitje van een cent zijn. ‘Hi Bob, we zien dat je huwelijk is gestrand en dat je je baan kwijt bent. Stem op Mark en je bent verzekerd van een basisinkomen!’
En wat te denken van de berichten van politieke tegenstanders? Worden die door Zuckerbergs meedogenloze algoritmes weggefilterd? Kunnen klimaatsceptici en tegenstanders van een basisinkomen hun boodschap nog wel kwijt?
Onrealistisch?
‘Gebruik dat stomme Facebook dan niet,’ zal een nuchter mens zeggen. Feit is dat Facebook voor bijna de helft van alle Amerikanen de primaire nieuwsbron is. En dat elk volk de leider krijgt die het verdient.
Je moet er toch niet aan denken. Die nerd in een T-shirt, die Facebook bedacht omdat hij stiekem medestudentes wilde ‘vleeskeuren’, als president van de Verenigde Staten. Een onrealistisch scenario wellicht. Maar dat zeiden ze bij Donald Trump ook.