Het stelsel van inkomensafhankelijke regelingen is onnodig complex en houdt armoede in stand. Dat kan anders. Een pleidooi voor een nieuw belastingsysteem dat eenvoudig, betaalbaar en rechtvaardig is.
Premier Mark Rutte (VVD) zei het met opgerolde hemdsmouwen. Het was juni en warm, maar nu klonk hij dreigend. Het bedrijfsleven moet de brutolonen verhogen, zei hij streng. Anders werd hij boos. Dat klonk als een sympathiek gebaar naar de gewone, hardwerkende Nederlander waarvoor de VVD altijd zegt op te komen. Maar de oproep blijkt vooral gunstig uit te pakken voor zijn eigen kabinet.
Van een bruto loonstijging van 3 procent ziet u netto 1 procent terug
Wouter J. Keller is ondernemer en emeritus hoogleraar en werkte onder meer bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) als directeur Onderzoek en lid van de raad van bestuur.
Veel Nederlanders met een inkomen tot modaal zien van een bruto loonstijging van 3 procent netto minder dan 1 procent terug in hun loonzakje. De rest gaat naar ’s rijks schatkist. Oorzaak is het volledig doorgedraaide belastingstelsel vol inkomensafhankelijke regelingen – van aftrekposten en sociale premies tot toeslagen en heffingskortingen – dat mede is opgetuigd onder Ruttes bewind.
Verdien je tot modaal – en dat geldt voor ongeveer de helft van alle werknemers in loondienst – dan ga je er bij een bruto loonstijging, een promotie of meer uren werken amper op vooruit. Neem een stel met kinderen van wie alleen de vader werkt. Hij verdient 2.260 bruto per maand. Van een bruto loonstijging van 3 procent (68 euro) houdt hij slechts een paar luttele euro’s over. Dat komt doordat zijn toeslagen en kortingen minder worden bij een stijgend inkomen.
De prijs van Ruttes inkomensafhankelijke stelsel is een klassiek voorbeeld van wat economen de armoedeval noemen. Immers, voor de armsten in onze samenleving tot aan de werknemers die tot modaal verdienen, loont het amper harder te werken en carrière te maken. Zij zitten als het ware in de val. Het belastingstelsel is dus niet alleen onnodig complex, maar ook ontmoedigend voor wie tot modaal verdient. Dat geldt nog meer voor de bijstandsontvanger die onmogelijk kan bijverdienen zonder te worden gekort.
Zorg ervoor dat werken eindelijk weer loont
Lees ook het opiniestuk van Henk Bluemink over het ingewikkelde Nederlandse belastingsysteem: Bizarre regels maken adviseren steeds lastiger
Stelt u zich nu eens voor dat een gezin in de bijstand hetzelfde bedrag aan uitkering zou krijgen als nu, maar dan zónder stapels formulieren met eindeloze bijlagen te hoeven invullen, terwijl het geen enkel probleem meer is om wat bij te verdienen, bijvoorbeeld met licht huishoudelijk werk. Zouden niet veel bijstandsgezinnen voor deze optie kiezen? Het perspectief om eindelijk verlost te zijn van die vernederende bureaucratie zou zelfs een iets lagere uitkering best acceptabel maken.
Hoe krijgt zo’n bijstandsgezin dan zijn geld? Gewoon van de Belastingdienst, net als de toeslagen nu, maar zonder al die aanvraagformulieren. Laten we het daarom een standaardtoelage noemen die geldt voor álle huishoudens, en alleen afhankelijk is van de gezinssamenstelling. Hè, voor álle huishoudens? Ja, dus ook voor een miljonairsgezin, maar wel ná saldering door de Belastingdienst van die standaardtoelage met een zogeheten vlaktaks, waarbij elk inkomen met hetzelfde percentage wordt belast.
Dit heet een negatieve inkomstenbelasting stelsel (NIB, in het Engels beter bekend als Negative Income Taks, dus NIT)
‘Dankzij de standaardtoelage kunnen we meer vrije keuzes maken’
Het hele stelsel van belastingen en premies zou je dan op deze manier kunnen vervangen door de combinatie van vlaktaks minus standaardtoelage per gezinstype. Stel dat dat perfect lukt, waardoor de (netto)koopkracht per gezin niet verandert, dan kost dat de schatkist ook niets.
Laten we die vlaktaks voorlopig vaststellen op, pak ’m beet, 50 procent. Is dat niet veel te hoog voor de lage inkomens? Nee, want de lage inkomens betalen nu soms al bijna 100 procent belasting over hun extra inkomen. Ze gaan er juist op vooruit, want de armoedeval halveert bijna. Vanwege de standaardtoelage voor elk gezin, afhankelijk van de samenstelling, verdwijnt deze gevangenis voor iedere ontvanger van de bijstand en iedere hardwerkende Nederlander die tot modaal verdient.
Werken loont dan eindelijk weer. Omdat we uit ons werk betekenis en zingeving halen, draagt werken – betaald of onbetaald – bij aan ons geluk. Dankzij de standaardtoelage kunnen we meer vrije keuzes maken: om meer of minder te werken, om vrijwilligerswerk te doen, om te doen wat ons hart ons ingeeft, om kunstenaar te worden, of eigen baas, of eens een andere baan te proberen.
Van bruto naar netto
Laten we zo’n nieuw stelsel eens vergelijken met het huidige stelsel. Wat houd je aan netto-inkomen over? Daarvoor kijken we naar 24 representatieve huishoudgroepen. Deze vier gezinstypes zijn op basis van data van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zo representatief mogelijk gekozen: een alleenstaande zonder kinderen, een alleenstaande met één kind, een (echt)paar zonder kinderen en een (echt)paar met twee kinderen, waarbij voor de (echt)paren geldt dat de hoofdkostwinner tweemaal zoveel verdient als de partner (de zogenoemde anderhalfverdiener).
De zes inkomensgroepen zijn: 0 euro (bijstand), 1.616 euro (minimumloon), 2.261 euro (‘half’ loon), 2.885 euro (modaal) – alle met huurhuis – en vervolgens 5.770 euro (twee keer modaal) en 11.540 euro (vier keer modaal) met koophuis en hypotheek. Dit zijn brutobedragen per maand per huishouden. Bedenk dat het modale looninkomen, op ongeveer 50 procent van het loongebouw, minder is dan het modale Nederlandse huishoudinkomen.
Om tot het huidige netto-inkomen te komen, gaan we uit van het bruto-inkomen, vermeerderd met vakantiegeld en verminderd met de pensioenpremie, inkomstenbelasting (inclusief eventuele hypotheekrenteaftrek) en sociale premies, plus alle toeslagen, heffingskortingen, enzovoort.
Met dank aan werkzorgberekenaar.nl van Nibud. De gehanteerde parameters zijn: alleenstaande met geen kinderen of 1 kind van 12 jaar, (echt)paar met geen of twee kinderen 9 en 12 jaar, loondienst, geen kinderopvang, auto van de zaak, of vermogen. Huur is €712 per maand en hypotheekaftrek is €7160 per jaar voor een woning van 225K. Voor de echtparen gaan we uit van een 1.5 verdiener model zodat op bv. bruto modaal (€2885) de hoofdkostwinner €1923 per maand verdient en de andere partner de rest.
De werkgeverspremies (voor WW, WAO, enzovoort) zitten niet tussen bruto en netto, en we gaan ervan uit dat deze in de nieuwe situatie onveranderd blijven, evenals de bruto-inkomens per gezin.
De aldus berekende netto-inkomens voor de vier gezinstypes in de bestaande situatie zijn uitgesplitst naar inkomensgroep en gezinstype (zie ‘Netto per maand’). Wat opvalt, is het vrijwel vlakke traject tot en met modaal, vooral vanaf minimumloon, voor alle gezinstypes. Dat is de armoedeval. Hier zien we dat werken pas loont vanaf modaal.
Geen huursubsidie, geen hypotheekrenteaftrek
In het nieuwe belastingstelsel – een standaardtoelage voor elk huishouden plus vlaktaks – is de hoogte van de toelage onder meer afhankelijk van het aantal volwassenen en het aantal kinderen in een huishouden. De omvang van de standaardtoelage per gezinstype nemen we gelijk aan het huidige netto bijstandsbedrag, zoals hierboven is berekend. Het echtpaar met twee kinderen uit het voorbeeld krijgt dus een maandelijkse toelage van 2.328 euro, een alleenstaande zonder kinderen 1.434 euro, enzovoort (zie ‘Koopkrachtmutaties’).
Alle aftrekposten worden afgeschaft. Er komt dus een eind aan de honderden euro’s maandelijkse huursubsidie voor de een, maar ook aan de honderden euro’s belastingvoordeel voor de ander wegens de afschaffing van de hypotheekrenteaftrek.
Dit nieuwe stelsel vervangt alle uitkeringen, zoals bijstand, toeslagen en heffingskortingen, met uitzondering van de bovenminimale uitkeringen van inkomensverzekeringen (WW, WAO, enzovoort). Deze houden we in stand voor wat betreft het deel boven de standaardtoelagen. Mensen die niet kunnen werken, laten we op die manier niet in de kou staan.
‘Er komt een eind aan huursubsidies en aan de hypotheekrenteaftrek
Daarnaast komt er dus een vlaktaks – of nou ja, bijna dan. In dit ‘progressieve’ land is zelfs de belasting over sparen en beleggen progressief geworden, dus laten we politiek verstandig zijn en twee schijven invoeren: 50 procent belasting tot 4.661 euro per maand (de premiegrens voor onder meer de werkgeversverzekeringen tussen modaal en twee keer modaal) en 60 procent voor het meerdere inkomen boven die premiegrens.
Deze ‘bijna-vlaktaks’ vervangt alle belastingen, sociale premies, enzovoort tussen bruto en netto – zelfs de pensioenpremie. Alle werkgeverspremies tussen bruto en loonkosten houden we in stand. Zo neemt de armoedeval af van bijna 100 tot 50 procent voor de ‘arme’ gezinnen tot 4.661 euro per maand, of tot 60 procent voor de ‘rijke’ gezinnen daarboven. In het nieuwe belastingstelsel loont werken dus weer, ook voor mensen zonder looninkomens.
Formeel zou je in een perfecte arbeidsmarkt de marginale druk tussen loonkosten en bruto van bv. werkgeverspremies ook moeten meenemen als armoedeval. Doch aangezien bij inschaling, promoties, CAO’s etc. men vaak uitgaat van bruto salaris, doen we dat dus niet.
Uit de berekeningen blijkt dat, conform de opzet, huishoudens uit de bijstand er in hun koopkracht niet op voor- of achteruitgaan. Middeninkomens, vanaf het minimumloon tot en met modaal, gaan er substantieel op vooruit met gemiddeld 24 procent. Van hen blijven alleenstaanden met kinderen iets achter (9 tot 23 procent), terwijl alleenstaanden zonder kinderen met meer dan minimumloon er het meest op vooruitgaan (31 procent), vooral door het wegvallen van de hoge armoedeval voor éénverdieners. Op twee keer modaal gaan de (echt)paren er niet meer op vooruit, en maximaal 8 procent op achteruit voor een paar met vier keer modaal.
Hoe (on)betaalbaar is dit alles? Dat is eenvoudig te berekenen door per huishoudgroep het belastingbedrag tussen bruto en netto te wegen met het aantal huishoudens per groep.
In feite bereken we alleen de extra kosten door de mutatie in netto inkomen in euro’s te wegen met het aantal huishoudens per groep. Daarbij is dankbaar gebruikt gemaakt van een CBS microbestand van de Inkomensstatistiek 2017 met gedetailleerde gegevens naar gezinstype en inkomensdecielen. De gebruikte selectie betreft 4,5 miljoen huishoudens (van de totaal 7,5 miljoen huishoudens) met hoofdkostwinner werknemers en idem uitkeringsontvangers. Deze uitkeringsontvangers omvatten dus niet alleen de bijstand, maar ook de WW, WAO, etc. uitkeringen. Huishoudens met als hoofdkostwinner gepensioneerde, zelfstandige, student of overige zijn niet meegenomen. Voor alleenstaanden (respectievelijk paren) zijn alle huishoudens met kinderen bij het voorbeeld gezinstype met 1 (2) kind(eren) gevoegd, evenals de niet-1.5 verdieners in het voorbeeld gezinstype paren.
Dan blijken de extra budgettaire kosten 3,7 miljard euro per jaar. Dat is amper 2 procent van alle inkomens gerelateerde belastingen in Nederland. Dat valt dus eigenlijk best mee.
Heel Nederland
Nu valt hierop vast wat af te dingen. Zo lijkt het gezien de soms forse veranderingen in de koopkracht verstandig om de invoering van zo’n nieuw stelsel over meerdere jaren in te voeren. En de veronderstelling dat de bruto-inkomens ongewijzigd blijven, is waarschijnlijk weinig realistisch. Om daarover iets zinnigs te zeggen, moeten we onder meer onderzoeken hoe het arbeidsaanbod verandert. Het Centraal Planbureau (CPB) is uitstekend in staat zo’n studie uit te voeren.
Als het planbureau dan toch bezig is, kunnen ze meteen hun micromodel (met daarin veel meer huishoudgroepen) toepassen. Immers, deze analyse betreft ‘slechts’ 24 huishoudtypes, gericht op uitsluitend volwassen werknemers en uitkeringsontvangers tot AOW. Daarmee heb je weliswaar zo’n 4,5 miljoen huishoudens te pakken, maar daarmee is niet heel Nederland gedekt.
Voordelen van het nieuwe belastingsysteem zijn evident. Het zal de administratie van gezinnen, bedrijven en overheden veel eenvoudiger en transparanter maken. De Belastingdienst kan eindelijk weer aan het echte werk toekomen en al die verschillende uitkeringsinstanties en salarisafdelingen kunnen afslanken. Dat alles levert snel een paar miljard euro op. Mocht er toch meer geld nodig zijn voor een (kostbaar) politiek compromis rond de invoering van zo’n nieuw stelsel, denk dan eens aan de minimaal 100 miljard euro per jaar die jaarlijks aan fiscale regelingen zoals subsidies wordt gegeven en waarvan het nut vaak onduidelijk is, zoals Arno Visser, president van de Algemene Rekenkamer, eerder dit jaar in Elsevier Weekblad schreef.
Een simpel en uitvoerbaar nieuw belastingstelsel voor Nederland, gebaseerd op een standaardtoelage en een vlaktaks, heeft vele voordelen en blijkt zelfs betaalbaar. We kunnen het dus wél makkelijker maken. Je zou er haast je mouwen bij opstropen.
Met dank aan discussies met Reyer Brons, Koen Caminada, Leo vd Geest, Peter van Hoesel, Alexander de Roo, Leo Stevens, Marco Visscher, en vele anderen. De auteur neemt de verantwoordelijkheid op zich voor alle (denk)fouten.