Alimentatie komende jaren steeds verder omlaag

Van ex-partners wordt tegenwoordig verwacht dat zij snel op eigen benen staan. Met nieuwe (fiscale) regels voor de alimentatie tot gevolg.

Nederland was wat betreft de regels bij echtscheidingen erg conservatief,’ zegt scheidingsadvocaat Alexander Leuftink (39). Maar de laatste jaren zijn de regels veranderd, meer in lijn met maatschappelijke veranderingen. Scheidingen komen vaker voor en betrokkenen worden geacht financieel zelfstandiger te zijn.

Zo is sinds dit jaar de duur van de partneralimentatie flink ingekort. Tot 2020 was de maximale duur twaalf jaar. Nu is dat vijf jaar. Op de nieuwe, kortere duur bestaan nog wel uitzonderingen.

Looptijd van de alimentatie

Voor gehuwden en geregistreerd partners gelden voor alimentatie dezelfde wettelijke regels. Voor andere samenwoners gelden geen wettelijke regels. De duur van de alimentatie hangt af van het moment van scheiding. Sinds 2020 geldt voor elk jaar dat het huwelijk heeft geduurd, een half jaar partneralimentatie, met een maximum van vijf jaar. Tenzij er kinderen in het spel zijn. Dan stopt de partneralimentatie pas als het jongste kind 12 jaar is.

Is de ex-partner die alimentatie ontvangt ouder dan 50 jaar, dan kan de alimentatie tien jaar lopen, of tot de AOW-leeftijd van de ontvangende partner. De alimentatie stopt eerder als de partner zelf voldoende verdient, overlijdt of gaat samenwonen, trouwen of geregistreerd partner wordt. Kinderalimentatie duurt maximaal tot de 21ste verjaardag van het kind.

Vooral nadelig voor vrouwen

Als voorzitter van de vereniging Familie- en erfrecht Advocaten Scheidingsmediators (vFAS) heeft Leuftink een goed beeld van de 30.000 echtscheidingen per jaar. De bij de vereniging aangesloten advocaten zien de effecten van de kortere looptijd. Leuftink: ‘Eind van 2019 hebben we vooral namens vrouwen echtscheidingsverzoeken ingediend bij de rechter, zodat zij nog vallen onder de twaalfjaarstermijn. Sinds 1 januari doen we dat vooral voor mannen. Door de kortere looptijd betalen ze veelal minder dan de helft aan partneralimentatie.’

 Alexander Leuftink: Nederland was wat betreft de regels bij echtscheidingen erg conservatief’

Een andere wijziging die bijdraagt aan een grotere financiële zelfstandigheid van de ex-partners, dateert uit 2018. Bij huwelijken van voor die tijd kwam al het vermogen van de partners volgens de wettelijke regel op een grote hoop (in de huwelijksgemeenschap). Bij huwelijken die sinds 2018 zijn gesloten, geldt dat alleen voor vermogen dat de partners samen opbouwen tijdens het huwelijk.

Alles wat zij daarvoor hebben opgebouwd, blijft van de partners zelf – ook nadat het huwelijksbootje is gezonken. Wie van de wettelijke regel wil afwijken, moet naar de notaris om huwelijkse voorwaarden op te stellen.

Alimentatie valt niet uit te sluiten met huwelijkse voorwaarden

Wat de huwelijkse voorwaarden niet kunnen uitsluiten, is alimentatie. Pas bij de echtscheiding maken de partners afspraken – zowel over de partneralimentatie als voor de kinderalimentatie. De kinderalimentatie wordt vastgesteld op basis van Nibud-normen. Partneralimentatie gaat uit van vuistregels gebaseerd op het gezinsinkomen.

Partners mogen van deze regel afwijken, bijvoorbeeld door af te zien van partneralimentatie. Sinds dit jaar spelen fiscale overwegingen een grotere rol bij het vaststellen van de alimentatie.

Aanzienlijk minder belastingvoordeel bij alimentatie

De alimentatiebetaler met een (belastbaar) inkomen boven 68.000 euro, krijgt namelijk steeds minder belastingvoordeel: de partneralimentatie mag niet meer worden verrekend met het toptarief (49,5 procent) voor de inkomstenbelasting – een mechanisme dat ook voor de hypotheekrente geldt. In 2019 bedroeg het toptarief in de inkomstenbelasting afgerond 52 procent. Wie 1.000 euro alimentatie per maand betaalde, kreeg afgerond 520 euro terug van de Belastingdienst. Dit jaar is de teruggaaf nog 460 euro, en dat loopt stapsgewijs terug naar circa 370 euro in 2023.

‘Die dalende belastingteruggaaf kan de rechter zien als een ingrijpende wijziging van omstandigheden,’ zegt Leuftink. De partner die een groot deel van zijn inkomen kwijt is aan alimentatie, heeft daarom een grote kans dat een verzoek om alimentatieverlaging slaagt. De ontvangende partner zal dan genoegen moeten nemen met minder alimentatie.

Een verlaging van de alimentatie kan gelden voor alle gescheiden stellen, ongeacht de datum van de echtscheiding.

Ontvanger betaalt meer belasting, betaler krijgt minder terug

De betaler krijgt steeds minder belasting terug, maar de ontvanger van alimentatie blijft daarover wel tot 49,50 procent inkomstenbelasting betalen. Plus nog eens 5,45 procent inkomensafhankelijke premie voor de zorgverzekeringswet. De ontvanger betaalt daardoor over alimentatie meer belasting, dan de betaler terugkrijgt van de Belastingdienst.

Het kan daarom verstandig zijn om de partneralimentatie te verlagen, en de kinderalimentatie te verhogen. Die is namelijk vrijgesteld van belasting. De betaler kan niets verrekenen, maar de ontvanger betaalt er geen belasting over. Dat kan dus een tariefsvoordeel opleveren. Bovendien telt kinderalimentatie niet mee voor bijvoorbeeld de zorgtoeslag – die kan daardoor hoger uitvallen.

Niet al te uitbundig

Leuftink raadt af om die uitruil al te uitbundig toe te passen. Alimentatie voor de kinderen valt veel lastiger te verminderen dan partneralimentatie – vervelend als de verstandhouding met de ex verslechtert. Bovendien kan de Belastingdienst een hogere kinderalimentatie zien als verkapte partneralimentatie, met fiscale boetes tot gevolg.