Vrouwen zijn tegenwoordig hoger opgeleid dan mannen en ze kiezen ook steeds vaker voor traditionele ‘mannenberoepen’. Daarbij nam het verschil in uurloon van mannen en vrouwen de afgelopen tien jaar af. Daardoor lijkt het erop dat de vrouwenemancipatie de vaart erin heeft, maar voltooid is die nog niet.
Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) presenteerde cijfers over de staat van de arbeidsmarkt in 2019. Een van de opbeurende conclusies die het CBS trekt, is dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen steeds verder slinkt.
Lees ook uit het weekblad: Zelfde werk, zelfde salaris: meer openheid
Het is maar net hoe je de cijfers bekijkt. Er zijn heel wat methoden – op zijn minst een stuk of twaalf – om loon en inkomen te vergelijken. Een eerste vergelijkingsmaat is het bruto-uurloon. Mannen verdienen per uur gemiddeld 14 procent meer dan vrouwen. Het goede nieuws is dat dat verschil de afgelopen tien jaar met 6 procent afnam. Maar kijken we naar het gemiddelde jaarloon, dan is van emancipatie geen sprake. Vrouwelijke werknemers verdienden over heel 2019 welgeteld 38 procent minder dan mannen.
Rolbevestigend
Het grote verschil in jaarloon wordt volgens het CBS voor twee derde verklaard uit het feit dat vrouwen minder uren werken dan mannen. Een groot deel van de vrouwen kiest blijkbaar voor deeltijdwerk, al dan niet in combinatie met zorg voor de kinderen thuis, terwijl mannen voltijd werken: heel rolbevestigend.
Voor meer dan de helft (53 procent) van de heterostellen geldt dat de man tenminste twee derde van het totale huishoudinkomen binnenhaalt. Interessant is dat de inkomensverdeling ook zo scheef is binnen de helft van de mannelijke homoparen en binnen 44 procent van de lesbische stellen.
Maar gewerkte uren zeggen niet alles. Het verschil van 14 procent tussen het gemiddelde bruto-uurloon van mannen en vrouwen werd al genoemd en voor dat uurloon maakt het aantal gewerkte uren weinig uit. Uitschieters verklaren een deel van de loonverschillen. Die uitschieters komen vooral voor bij mannen. Om extremen weg te poetsen, kijken rekenaars liever naar het mediane dan naar het gemiddelde uurloon. Dat wil zeggen: de middelste waarde als je alle uurlonen van laag naar hoog op een rijtje zet. Het verschil in uurloon is dan nog maar 7 procent.
Dat gaat de goede kant op. Als ten slotte ook nog wordt gecorrigeerd voor ingehouden loonbelasting, premie volksverzekeringen en de bijdrage Zorgverzekeringswet, oftewel als het uitgangspunt niet bruto, maar netto is, dan verdienen vrouwen zelfs 2 procent méér dan mannen: 16,95 euro per uur tegenover 16,64 euro voor mannen. Dit komt volgens het CBS doordat mannen vaker banen met een hoog salaris hebben dan vrouwen. En over hoge salarissen moet meer belasting worden betaald.
Meer over dit onderwerp: Emancipatie: Vrouw doet het juist goed
Mannenberoepen en vrouwenberoepen
Dat is het mooie van statistiek: door aan wat knoppen te draaien, verdienen vrouwen ineens meer dan mannen. Maar dat wil nog niet zeggen dat mannen en vrouwen in werkelijkheid op één lijn liggen met hun lonen. Om nog beter inzicht te krijgen in loonverschillen, moet worden achterhaald wat mannen en vrouwen ontvangen voor precies hetzelfde werk. Dat is lastig omdat een groot deel van de vrouwen in typische ‘vrouwenberoepen’ werkt – onder meer in het onderwijs en in de zorg – en veel mannen in ‘mannenberoepen’ – zoals in de ICT of bouw.
Vooral jonge vrouwen maken overigens wel een inhaalslag. Ze zijn hoger opgeleid dan mannen en ook steeds beter vertegenwoordigd in beroepsgroepen waarbinnen je vroeger alleen mannen zag. Het aandeel mannelijke starters in technische en andere bètaberoepen is 60 procent, tien jaar geleden was dat nog 75 procent, blijkt uit het Bèta Salaris Onderzoek 2020 van adviesbureau Berenschot, CheckMark Labrecruitment en Bèta Publishers. In dit tempo is het aantal mannelijke en vrouwelijke starters in bètaberoepen over tien jaar even groot, verwachten de onderzoekers.
Intermediar en Nyenrode Business Universiteit vergeleken voor het Nationaal Salaris Onderzoek 2019 de mediane jaarinkomens van mannen en vrouwen per opleidingsniveau en beroepsgroep, corrigeerden voor leeftijd en namen een veertigurige werkweek als uitgangspunt. De bevindingen zijn minder rooskleurig dan die van het CBS. Binnen alle beroepsgroepen verdienen vrouwen met een hbo- of universitaire opleiding minder dan mannen met een vergelijkbaar opleidingsniveau. Alleen vrouwelijke makelaars met een academische achtergrond verdienen evenveel als mannen. Opmerkelijk is dat de verschillen kleiner zijn onder afgestudeerden van het mbo. Dus: hoe hoger de genoten opleiding, hoe groter het verschil in loon tussen mannen en vrouwen. Inderdaad, de ongelijkheid tussen mannen en vrouwen neemt af, maar er valt voor vrouwen nog heel wat te winnen.