Vrijdag publiceerden het Centraal Bureau voor de Statistiek en het Kadaster kwartaalcijfers over de huizenmarkt. In die cijfers zijn weinig gevolgen van de coronacrisis te ontdekken: er werden weer meer huizen verkocht, tegen hogere prijzen.
De prijsindex bereikte in juni gewoon weer een record, de prijzen waren met 41 procent gestegen ten opzichte van vergelijkingsjaar 2015. In de maanden april, mei en juni werd gemiddeld 328.000 euro voor een bestaand koophuis betaald, in dezelfde periode in 2019 was dat 303.000 euro. De betaalde koopsommen waren het hoogst in Amsterdam – gemiddeld bijna een half miljoen euro. Ook niets nieuws.
Er werden weer meer huizen verkocht: in totaal 55.000 , bijna 2.600 meer dan in het tweede kwartaal van 2019. Alleen het aantal verkochte appartementen was 5,7 procent lager dan vorig jaar.
Minder verkocht in de grote steden
Het aantal transacties nam toe in alle provincies, met uitzondering van Friesland, waar 1,8 procent minder huizen werden verkocht ten opzichte van vorig jaar. En ook in de grote steden Amsterdam, Den Haag en Utrecht werden minder huizen verkocht. In Utrecht was de daling met 9,2 procent het grootst. In Noord-Brabant groeide het aantal verkochte huizen het sterkst, met 10,8 procent.
Zeggen deze cijfers iets over een trek uit de stad, over een herwaardering van het platteland? Durven huizenkopers hun jachtgebied te vergroten nu zij merken dat werken op afstand eigenlijk best goed gaat?
Lees meer uit het onderzoek van EW en het Kadaster:
Hoewel het aantal verkopen afnam, zullen de grote steden bij huizenkopers heus niet minder geliefd zijn. De schaarse huizen die er te koop staan, zijn voor veel mensen wel te duur. De huizenprijzen namen in de grote steden ook weer toe.
En uit het groeiende aantal verkopen in de provincies buiten Utrecht en Noord- en Zuid-Holland – met uitzondering van Friesland dus – valt niet direct op te maken dat huizenzoekers die er niet in slagen om iets betaalbaars te vinden in de grote steden, uitwijken naar andere regio’s. Veel huizenkopers wisselen immers van huis binnen de grenzen van hun eigen provincie en ook die transacties zijn meegenomen in de cijfers.
Rimpeleffect
Wijzen de gestegen huizenprijzen in de provincies buiten de Randstad dan misschien op het bekende rimpeleffect, waarbij kopers steeds verder van een economische hotspot als Amsterdam neerstrijken? Dat hoeft niet zo te zijn, want de stijgende huizenprijzen in de laatste jaren worden grotendeels verklaard door meer financieringsruimte als gevolg van lage rente – huizen worden duurder, doordat kopers meer kunnen betalen. Prijsontwikkeling hoeft dus niet per se te wijzen op een verandering in de verhouding tussen vraag en aanbod, vooral niet als de prijzen op provincie- of landelijk niveau worden bekeken.
Om meer inzicht te krijgen in regionale ontwikkelingen, is het zinvol om te kijken naar verschillen in de prijsontwikkeling op lokaler niveau dan provincies. Daarvoor brengt EW met het Kadaster elk voorjaar de vierkantemeterprijzen en de ontwikkeling van het aantal huizenverkopen – de ‘dynamiek’ – op wijkniveau in kaart. Uit dat onderzoek blijkt wel dat er de laatste jaren beweging zit in de huizenmarkt buiten de stadscentra en in de periferie rond de grote steden.
Een ander recent onderzoek van het Kadaster toont aan dat de interesse in wonen in niet-stedelijke gebieden in het tweede kwartaal met 13 procent toenam. Dat blijkt in elk geval uit het aantal aanvragen van koopsominformatie. Voor de sterk stedelijke gebieden nam het aantal aanvragen juist af met ongeveer 6 procent. Uit de volgende kwartaalcijfers zal blijken of die aanvragen ook resulteerden in verkopen.