Erfenissen zouden net zo zwaar moeten worden belast als inkomen. Dat betogen de auteurs van het boek Een markt voor ons allemaal, geschreven in opdracht van de TeldersStichting, het wetenschappelijke bureau van de VVD.
Dat de auteurs Roelof Salomons, voormalig EW-redacteur Maartje Schulz en Ruben Oude Engberink in hun publicatie een lans breken voor de vrije markt, zal weinig verbazing wekken. Gewaagder is hun stelling over successierechten, die in liberale kring – zo zeggen de auteurs ook zelf – vaak worden gezien als een dubbele heffing. ‘Er moet immers belasting worden betaald over geld dat al eens eerder door de fiscus is belast.’
Lees ook van Marijn Jongsma: Loon inleveren? Dan ook recht op deel van de winst
Een ander perspectief
Volgens Salomons (hoogleraar economie in Groningen), Schulz (werkzaam bij de TeldersStichting) en Oude Engberink (student economie aan de Rijksuniversiteit Groningen) is er ook ‘een ander perspectief’: ‘Namelijk dat erfenissen en schenkingen kunnen worden beschouwd als inkomstenbron van de ontvanger.’
Leuk of niet, de overheid heeft nu eenmaal inkomsten nodig, zo is de redenering. ‘In dit geval luidt het argument dat je beter díe inkomsten hoog kunt belasten die iemand zonder moeite zijn toegekomen, in plaats van de inkomsten waar iemand zelf voor heeft gewerkt. Door het generationeel doorgeven van vermogen tegen te gaan, en dat opgebrachte geld vervolgens te investeren in de bredere jonge generatie, draag je bij aan kansengelijkheid.’
Een redenering die leidt tot de volgende conclusie: ‘Extreem liberaal zou het zijn om erfenissen en schenkingen te zien als inkomsten voor de ontvanger en die net zo te behandelen als andere inkomsten. En gerealiseerd rendement op vermogen ook zo te belasten. Simpeler kunnen we het niet maken.’
Lot niet laten bepalen door ‘plek van de wieg’
Of, anders geformuleerd: ‘Wij sluiten ons aan bij de gedachte dat erfenissen en schenkingen over het algemeen moeten worden bezien als zijnde inkomsten van de ontvanger die hem of haar zomaar zijn toegekomen. Ze zouden dan ook niet minder moeten worden belast dan andere inkomsten. Eigen verdienste, zoals werk, zou juist meer moeten lonen dan het nu doet.’
Ongelijkheid in inkomen en vermogen is op zich geen probleem, zo wordt betoogd in Een markt voor ons allemaal, dat 4 februari verschijnt, zolang het maar de uitkomst is van een ‘eerlijk proces’. De ‘vrees dat het lot wordt bezegeld door de plek van de wieg’ zou bij liberalen tot ‘jeuk’ moeten leiden. In Nederland is er volgens de auteurs wel degelijk reden om een hervorming van de erfbelasting te overwegen: ‘Waar Nederland wat de verdeling van inkomens betreft zo plat is als de spreekwoordelijke pannenkoek, zien we bij vermogens een ander beeld.’
Hieronder een voorpublicatie uit Een markt voor ons allemaal, over erven & schenken en gerealiseerd rendement, uit hoofdstuk 5 (Ongelijkheid).
Erven en schenken
Zolang erfenissen door de fiscus met een fluwelen handschoen worden behandeld, zal de vermogensongelijkheid volgens Piketty verergeren. Uit onderzoek van het Centraal Planbureau blijkt dat echter nog niet. De CPB-studie getuigt wel van een toenemende belangstelling voor het verband tussen erfenissen en ongelijkheid, maar over hervorming van de erfbelasting wordt (helaas) nog weinig gesproken.
Over erf- en schenkbelasting zijn liberalen tot op het bot verdeeld. Je kunt dit vraagstuk als liberaal op grofweg twee manieren bekijken. Erven en schenken kan je zien door de lens van de ‘gever’: als nalatenschap of gift van iemand aan een ander. Dat is voor sommige liberalen reden om de erf- en schenkbelasting te typeren als ‘dubbele belasting’. Er moet immers belasting worden betaald over geld dat al eens eerder door de fiscus is belast. Waarom zou iemand nogmaals langs de fiscus moeten om te laten of schenken, vraagt deze groep zich af.
Is het niet gewoon iemands recht om zelf te bepalen wat er vervolgens met dat geld gebeurt? Die gedachte is niet vreemd. Maar er is ook een ander perspectief. Namelijk dat erfenissen en schenkingen kunnen worden beschouwd als inkomstenbron van de ontvanger. En hoewel liberalen nooit fan zullen zijn van hoge belastingen, is het wel algemeen geaccepteerd dat er over inkomsten een zekere mate van belasting moet worden betaald, ten gunste van de publieke zaak. In dit geval luidt het argument dat je beter díe inkomsten hoog kunt belasten die iemand zonder moeite zijn toegekomen, in plaats van de inkomsten waar iemand zelf voor heeft gewerkt. Door het generationeel doorgeven van vermogen tegen te gaan, en dat opgebrachte geld vervolgens te investeren in de bredere jonge generatie, draag je bij aan kansengelijkheid.
Het contrast tussen liberalisme als politieke filosofie en als partijpolitieke stroming is op dit punt groot. Politici en het electoraat staan kritisch tegenover de erfbelasting, terwijl veel politiek-filosofen van oudsher het (weg)belasten van erfenissen onderschrijven. Volgens Friedrich von Hayek was het erfrecht een van de meest bedenkelijke institutionele oorzaken van ongelijkheid. ‘Inheritance taxes could, of course, be made an instrument toward greater social mobility and greater dispersion of property and, consequently, may have to be regarded as important tools of a truly liberal policy’, meende Hayek.
Ook Adam Smith en John Stuart Mill waren voorstanders van hoge erfbelastingen. Zo schreef Mill: ‘I should prefer to restrict, not what any one might bequeath, but what any one should be permitted to acquire, by bequest or inheritance.’ Met andere woorden: iemand is vrij om te laten (dat hoort bij iemands eigendomsrecht), maar er geldt niet eenzelfde recht voor de kant van de ontvanger. Er is dus wel een recht om te geven, maar geen recht om zomaar iets te ontvangen. Daarom wilde Mill een beperking op ‘what any one may acquire by the mere favour of others, without any exercise of his faculties, and in requiring that if he desires any further accession of fortune, he shall work for it’.
Wij sluiten ons aan bij de gedachte dat erfenissen en schenkingen over het algemeen moeten worden bezien als zijnde inkomsten van de ontvanger die hem of haar zomaar zijn toegekomen. Ze zouden dan ook niet minder moeten worden belast dan andere
inkomsten. Eigen verdienste, zoals werk, zou juist meer moeten lonen
dan het nu doet.
Tijdens de laatste herziening van de Successiewet werd de gedachte dat ‘het gerechtvaardigd is belasting te heffen over vermogen dat iemand zomaar, zonder het leveren van inspanning is toegevallen’ ook door toenmalig minister De Jager tot voornaamste rechtsgrond bestempeld. In dat licht is het wat ons betreft wrang dat uitgerekend de categorie erfgenamen die mogelijk nog met enig recht kan zeggen de erfenis te hebben ‘verdiend’, namelijk de niet-verwanten, door de fiscus het hardst wordt aangepakt.
Een fiscaal gelijke behandeling van alle erfgenamen neemt de prikkel weg om vooral aan de kinderen na te laten en biedt de erflater grotere keuzevrijheid. Het zou voor links en rechts in de politiek mogelijk moeten zijn om elkaar op dit punt te vinden.
Gerealiseerd rendement
We schreven eerder dit hoofdstuk dat liberalen hechten aan een eerlijk proces. Dat geldt dus ook voor het omgaan met (het belasten van) vermogen. In dat kader willen wij graag nog aandacht besteden aan box 3, ook wel de vermogensrendementsheffing genoemd, waar inkomsten uit vermogen worden belast. Deze belasting gaat over spaargeld en beleggingen.
De aanslag is in het huidige systeem gebaseerd op een verondersteld, fictief rendement en niet op het werkelijke rendement dat wordt gemaakt. Het fundamentele probleem met dit systeem is dat iemands rendement in werkelijkheid veel lager kan liggen dan waar vanuit wordt gegaan met het fictieve rendement. Zeker als het gaat om de spaarrekening is dit vaak een probleem, aangezien je nauwelijks van enig rendement kunt spreken op dit moment, maar de fiscus hier wel vanuit gaat.
Dit kan vervelend uitpakken, bijvoorbeeld voor diegenen die een huis willen kopen en hun best doen om flink te sparen om er in een oververhitte huizenmarkt met eigen vermogen tussen te komen. Zij hebben het geld op de spaarrekening hiervoor hard nodig en moeten belasting afstaan over een in werkelijkheid niet behaald rendement.
De fiscus gaat er bovendien vanuit dat iemand in een hogere schijf meer belegt en daarom een hoger percentage rendement haalt dan iemand in een lagere schijf. Dat hoeft in een individueel geval helemaal niet te kloppen: misschien spaart iemand met een wat groter vermogen wel veel of belegt iemand wel, maar haalt hij of zij daar niet het hogere rendement uit dat is verondersteld.
Zo kan bijvoorbeeld een kleine ondernemer die met een privévermogen van iets
boven de 100.000 euro zijn bedrijf probeert op te bouwen de klos zijn met een hoger verondersteld belegd vermogen. Voor ons is het helder: het is niet liberaal om belasting te moeten betalen over geld dat überhaupt nooit in werkelijkheid is verdiend. De Hoge Raad oordeelde over het stelsel dat tot 2017 gold (een iets ander systeem, maar ook gebaseerd op fictief rendement) dat als door de belasting verlies wordt gemaakt, er sprake is van schending van het recht op eigendom, zoals vastgelegd in artikel 1 van het eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Box 3 werkt met 3 schijven (50.000 – 100.000; 100.000 – 1.000.000 euro en meer dan 1.000.000 euro) om belasting te berekenen. Het heffingsvrij vermogen ligt per 2021 op 50.000 euro. Voor de schijven geldt een fictief rendement van respectievelijk 1,90; 4,50 en 5,69 procent. Over dit rendement moet 31 procent belasting worden betaald.
De Hoge Raad schrijft dat voor de gevolgen van een dergelijke schending op stelselniveau van het recht op eigendom, zij geen oplossing kan bieden. In de
verhouding tot de wetgever past de rechter terughoudendheid bij het voorzien in een oplossing op stelselniveau, concludeert de Hoge Raad.
Met andere woorden: de politiek is aan zet om iets aan dit systeem te doen. Wij, liberalen, die met denkers als John Locke in een sterke traditie van eigendomsrecht staan, moedigen het aan om voor een systeem te kiezen waarin op basis van gerealiseerd rendement wordt geheven.
De twijfels als het gaat om heffen op basis van gerealiseerd rendement gaan vaak over uitvoeringsproblemen. Het zou onwerkbaar, duur en fraudegevoelig zijn. Zo zou het de deur openzetten voor belastingontduiking. Het systeem werkt ook procyclisch: in goede tijden met hogere rendementen heeft de overheid hoge inkomsten, maar in slechte tijden moet zij het doen met mindere inkomsten. Die volatiliteit maakt budgetteren voor de overheid lastiger.
Daar valt tegenin te brengen dat een systeem van werkelijk rendement macro-economische stabilisatie ten goede zou komen: burgers hoeven minder belasting af te dragen in slechte tijden. De overheid absorbeert dus een deel van de macro-economische schokken die anders door huishoudens moeten worden gedragen. Bovendien verwacht het Ministerie van Financiën dat op de lange termijn de opbrengst van het heffen op werkelijke rendement hetzelfde is als bij het huidige systeem van fictief rendement, en als het systeem in 2021 wordt ingevoerd, deze zelfs tijdelijk hoger ligt.
Mensen die zeer verschillende resultaten behalen op hun vermogen, betalen hetzelfde percentage belasting. Dat leidt tot willekeur, aldus advocaat-generaal Niessen. Wanneer dit vaste percentage belasting niet kan worden betaald uit de opbrengst van het vermogen is er sprake van een oneigenlijke ontneming.
Bovendien moeten we geen onrechtvaardig systeem in stand willen houden enkel om de reden dat er nog wat praktische vraagstukken zijn wat betreft uitvoering van een beter systeem. Nederland is een van de weinige landen ter wereld die een fictief rendement hanteren. Als alle andere geïndustrialiseerde landen erin zijn geslaagd om te werken op basis van werkelijk rendement, zou het bij ons toch ook moeten lukken.