De tijd dat het Westen almachtig was, is voorbij. De Aziatische economieën groeien hard. Maar de verschillen tussen de landen onderling zijn groot.
Zo’n tien jaar geleden was het simpel: de economieën van Noord-Amerika, Europa en Azië waren alle drie ongeveer even groot. Inmiddels zijn de oosterse economieën samen 39 biljoen dollar groot, blijkt uit cijfers van het Internationaal Monetair Fonds, tegenover 29 biljoen voor Noord-Amerika en 24 biljoen voor Europa. Samen heeft ‘de westerse wereld’ nog wel meer economische slagkracht, maar de tendens is helder. De tijd dat het Westen almachtig was, is voorbij.
Verschillen tussen Aziatische landen zijn groot
De verschillen tussen Aziatische landen zijn groot. Japan is al decennia een economische grootmacht, maar stagneert. Al is het nog altijd de derde economie ter wereld, met burgers die gemiddeld vier keer rijker zijn dan in China, het buurland dat de tweede economie ter wereld is. De Taiwanese economie is zelfs groter dan die van Indonesië, terwijl het eiland nog geen tiende van het aantal inwoners heeft van de mega-archipel.
Een onderschatte gigant in de regio is Australië, de dertiende economie ter wereld. Het land met een traditioneel sterke immigratie weet in elk geval dit decennium de dramatische demografische teruggang te vermijden die bijvoorbeeld Japan en China plaagt.
Het wantrouwen tussen landen zit diep, zoals tussen Zuid-Korea en Japan. Kleine open economieën als Singapore en Hongkong vrezen machtige buren – terecht, gezien de recente Chinese onderdrukking in Hongkong. En van Taiwan tot India: vrijwel elk land vreest China. Krijgen Aziatische economieën ook de komende jaren de kans om rustig door te groeien of worden zij er – net als Europa in februari – mee geconfronteerd dat vrede en geopolitieke stabiliteit niet vanzelfsprekend zijn?