Premium Lock Lang leve de vrije markt! Waarom het geklaag over het neoliberalisme kortzichtig is

Illustratie: René van Asselt

Al het geklaag over ‘neoliberalisme’ vertroebelt de blik op de economische realiteit. Ook gaat het voorbij aan de grote waarde van het kapitalisme.

Abonnee worden?Dagelijks op de hoogte blijven van de laatste actualiteiten, achtergronden en commentaren van onze redactie? Bekijk ons aanbod en krijg onbeperkt toegang tot alle digitale artikelen en edities van EW.

Bekijk de mogelijkheden voor een (digitaal) abonnement hier 

Het is mooi dat Friedrich Hayek (1899-1992) het op zijn oude dag nog mocht beleven. De Oostenrijks-Britse winnaar van de Nobelprijs voor de Economie streed een vruchtbaar academisch leven lang tegen wat hij een ‘fatale waangedachte’ noemde. Het idee namelijk dat een overheid in staat is om de eindeloze hoeveelheid wensen, beslissingen en handelingen van talrijke individuen te overzien en de maatschappij van bovenaf in goede banen te leiden. Elke planeconomie gaat de mist in. Ze leidt onvermijdelijk tot inefficiëntie en grootschalige dwang. Hoe anders func­tioneert de vrije markt. Deze coördineert de kennis en behoeften van vrije, gelijkwaardige individuen op decentraal niveau zonder dat een hogere instantie zich met de persoonlijke keuzes bemoeit.

Uiteindelijk zag Hayek zijn gelijk overduidelijk bevestigd. De reeds lang in hun voegen krakende collectivistische economieën in Oost-Europa donderden compleet in elkaar. Met als belangrijkste symbool de val van de Berlijnse Muur in 1989, waardoor inwoners van de totalitaire DDR zich konden storten op de volle schappen in de luxe winkels van de westerburen. Het was een hartverwarmende triomf van het vrije Westen.

Het is mode om het neoliberalisme aan de kaak te stellen

Wat Hayek gelukkig niet meer meemaakte, was een vergelijking met een fanatieke communist. In een omslagverhaal van het linkse tijdschrift De Groene Amsterdammer werd hij vorig jaar ‘de Lenin van het neoliberalisme’ genoemd. Dat is natuurlijk nogal idioot. Vladimir Iljitsj Lenin (1870-1924) was een genadeloze revolu­tionair die tegenstanders bruut uit de weg ruimde en de basis legde voor een totalitair imperium, Hayek daarentegen een brave studeerkamergeleerde die op de voordelen van de spontane orde van een kapitalistisch stelsel wees. Maar dat laatste wordt tegenwoordig al als zeer kwalijk beschouwd.

NeoliberalismeLees ook deze column van Gerry van der List: Absurdistisch geklaag over het neoliberalisme

Het is dan ook mode om te wijzen op vreselijke gevolgen die een vermeende opmars van het neoliberalisme zou hebben. CDA’er Pieter Heerma deed dit onlangs nog, in een poging kiezers naar zijn partij terug te lokken. Zijn afkeer wordt gedeeld door alle partijen aan zijn linkerzijde. Bijval van academische zijde is er eveneens. Psychologen als Trudy Dehue en Paul Verhaeghe beweren dat ‘neoliberale’ politiek veel mensen ziek maakt.

Het weerwerk tegen dit linkse offensief is gering. Mede omdat er niemand is die zichzelf een neoliberaal vindt. Maar de beeldvorming verdient om minstens twee redenen bestrijding. Omdat zij het zicht vertroebelt op de economische realiteit en omdat zij voorbijgaat aan de grote waarde van het marktmechanisme.

Neoliberalisme: een verbaal politiek steekwapen van links

Ooit ging het om een vrij duidelijk herkenbare groep met begrijpelijke doelstellingen. In de eerste jaren na de Tweede Wereldoorlog legden Duitse denkers als Walter Eucken, Wilhelm Röpke en Alexander Rostow de intellectuele basis voor wat de soziale Marktwissenschaft zou gaan heten. Zij beseften dat een planeconomie gedoemd is te mislukken. Alomvattende overheidsbemoeienis leidt immers alleen maar tot verspilling, machtsconcentratie en politieke en economische onvrijheid,

 

Maar Eucken en co moesten ook niets hebben van een onbeteugeld kapitalisme. Vandaar hun pleidooi voor staatsingrijpen op een beperkt aantal terreinen. De overheid diende bijvoorbeeld te zorgen voor sociale zekerheid en goed onderwijs, en moest door middel van progressieve belastingen al te grote verschillen in inkomen en vermogen tegengaan. Ook mocht zij de ondernemingsvrijheid inperken als activiteiten van bedrijven aantoonbare negatieve effecten hebben voor derden. De Duitsers wilden het klassieke liberalisme vernieuwen en werden daarom neoliberalen genoemd.

 

Maar later werd ‘neoliberalisme’ een ongrijpbaar fenomeen. Het was een soort spookbeeld dat links schiep om stemming te maken. SP-leider Jan Marijnissen bijvoorbeeld besefte dat door de deconfiture van het door hem zo bewonderde socialisme en communisme het liberalisme een ongewenst positieve klank had gekregen. Dus keerde hij zich in zijn boek Tegenstemmen (1996) maar tegen een fictief neoliberalisme, een genadeloze vorm van laissez-faire-kapitalisme waarvan in Nederland echt niemand een voorstander is. Marijnissen boekte wel succes. De term ‘neoliberalisme’ werd een veelgebruikt verbaal steekwapen om ideologische opponenten te beschadigen.

 

De linkse demagogie, waaraan ook CDA en ChristenUnie zich bezondigen, kreeg vorig jaar een academisch ogende onderbouwing in de vorm van Neoliberalisme. Een Nederlandse geschiedenis. De auteurs namen in dit boek iedere vaderlandse econoom en politicus op de korrel die zich weleens positief had uitgelaten over marktwerking. Zelfs PvdA-premier Willem Drees werd als stiekeme ‘neoliberaal’ ontmaskerd. Kortom: een heksenjacht met een absurdistisch karakter.

Nederlandse verzorgingsstaat is erg bemoeizuchtig

De afgelopen twee jaar lijkt Nederland een verkapte staatsgreep te hebben meegemaakt. De coronacrisis bood de overheid de gelegenheid haar invloed flink uit te breiden en te proberen met allerlei vormen van dwang onheil te keren. Ook greep zij krachtig in de economie in. Je kunt het neosocialisme noemen.

Maar ook daarvoor toonde de Nederlandse overheid zich al van een bemoeizuchtige kant. De verzorgingsstaat, met zijn pretentie de burger van de wieg tot het graf te verzorgen, stelt zich paternalistisch op ten aanzien van de bevolking, perkt het vrije spel der maatschappelijke krachten in met een onoverzichtelijke hoeveelheid regels en int talrijke belastingen om het opgeëiste geld naar eigen inzicht her te verdelen of te besteden aan goederen en diensten die commerciële instellingen niet of onvoldoende zouden leveren. Begrijpelijk is het daarom dat premier Mark Rutte in 2020 zei het gevoel te hebben in een ‘diep socialistisch’ land te leven, met ‘een eindeloze overdracht van geld van de ene naar de andere groep’.

Zelf heeft de VVD’er overigens weinig gedaan om Nederland minder socialistisch te maken. Veelzeggend is dat de collectieve lastendruk (de collectieve lasten als percentage van het nationaal inkomen) fors is gestegen sinds hij zijn intrek nam in het Torentje: van 35,2 tot 38,9 procent. In het verleden heeft Rutte weleens met instemming verwezen naar het werk van Hayek, wat hem door geleerde critici van het neoliberalisme nog altijd wordt nagedragen. Maar zijn VVD heeft een traditie van gedwee meewerken aan de uitbouw van de verzorgingsstaat.

Marktwerking is een vies woord geworden

Premium Lock

Laden…

Premium Lock Word abonnee en lees direct verder

Al vanaf €15 per maand leest u onbeperkt alle edities en artikelen van EW. Bekijk onze abonnementen.

  • Bent u al abonnee, maar heeft u nog geen account? Maak die dan hier aan. Extra uitleg vindt u hier.

 

Premium Lock Verder lezen?

U bent momenteel niet ingelogd of u hebt geen geldig abonnement.

Wilt u onbeperkt alle artikelen en edities van EW blijven lezen?

Bekijk abonnementen

Premium Lock Er ging iets fout
Premium Lock Uw sessie is verlopen

Wilt u opnieuw