Meer dan de helft van de armen heeft een migratieachtergrond, zo tonen cijfers van de Commissie sociaal minimum aan. Vooral de eerste generatie nieuwkomers heeft het lastig.
Wie pas uit een vluchtelingenland is gearriveerd, belandt bovengemiddeld vaak in de bijstand. De helft van de Syriërs die in Nederland verblijven, leeft in armoede (ongeveer 50.000 mensen).
Van de grote niet-westerse minderheidsgroepen hebben Surinaamse Nederlanders het laagste aandeel armen – één op de tien – en Marokkaanse Nederlanders scoren het hoogst: één op de vijf. De Randstad herbergt de meeste armen.
Een baan biedt niet altijd uitkomst. Eén op de vijf armen was in 2021 een werkende arme. In 120.000 gevallen waren dat werknemers (vaak met flexcontract), 80.000 zijn zelfstandigen. Bij gepensioneerden komt armoede vooral voor bij mensen die niet hun hele leven in Nederland hebben gewoond en daarom niet een volledige AOW-uitkering hebben opgebouwd.
De helft van de armen heeft langdurig te weinig inkomen om van rond te komen. Wie minimaal drie aaneengesloten jaren een niet toereikend inkomen heeft, leeft langdurig in armoede.
Hoe vind je het arme deel van de bevolking?
Het Centraal Planbureau (CPB) krijgt elk jaar van het Centraal Bureau voor de Statistiek een gegevensbestand met de inkomens en samenstelling van honderdduizend huishoudens. Van die huishoudens stelt het CPB het besteedbaar inkomen vast, om vervolgens te bepalen of het inkomen toereikend is (zie ‘Ondergrens armoede’).
Deze steekproef is groot genoeg om uitspraken te doen over armoede onder de hele bevolking.