Jarenlang domineerden sombere berichten het pensioennieuws. De pensioenuitkeringen zaten een decennium lang op een nullijn, terwijl de fondsen steeds vermogender werden. Dat draaide in twee jaar radicaal om.
Pensioenen stegen eindelijk, met gemiddeld zo’n 7 procent in 2023, blijkt uit cijfers van De Nederlandsche Bank. Tegelijk is er liefst 400 miljard euro aan pensioenvermogen verdampt. Er zit nog ‘maar’ 1,4 biljoen euro in de collectieve pensioenpotten. Dat is nog altijd meer dan de omvang van de economie. Toch is de daling geen klein bier. Het is vrijwel gelijk aan wat de rijksoverheid in één jaar uitgeeft (434 miljard euro in 2024).
Hoe komt het dat de pensioenen kunnen worden verhoogd, terwijl er zoveel geld is verloren? Oorzaak is de gestegen rente. Jarenlang moesten de fondsen van de ingelegde premiegelden obligaties aankopen die niet of nauwelijks rente gaven. Eind 2011 hadden pensioenfondsen 900 miljard euro aan obligaties. Maar toen de rente steeg, werden die obligaties met nauwelijks rente veel minder waard. In het derde kwartaal van 2023 was de waarde van de obligaties van pensioenfondsen minder dan 600 miljard euro.
Doordat de rente steeg, steeg ook de zogeheten rekenrente waarmee pensioenfondsen de waarde van alle toegezegde pensioenen berekenen. Hoe hoger die rekenrente, hoe minder geld de fondsen in kas hoeven te hebben. Het rente-op-rente-effect zorgt er dan voor dat het vermogen vanzelf groeit. Tot 2021 hadden pensioenfondsen grofweg net zo veel in kas als de waarde van de pensioenen die zij in de toekomst moesten uitkeren. Nu zijn die toekomstige verplichtingen veel lager (1,1 biljoen euro) dan het vermogen (1,4 biljoen) en is er 300 miljard euro buffer.
Toch is er onder aan de streep dus minder geld. Dat is vervelend, want het pensioenstelsel gaat de komende jaren op de schop. De collectieve vermogens worden opgeknipt in individuelere potjes. Hoe meer geld er is te verdelen, hoe soepeler zo’n verdeling gaat.