Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) gaat het goed met de bestaanszekerheid van veel Nederlanders. Toch heerst er een mineurstemming in de samenleving. In gesprek met CBS-hoofdeconoom Peter Hein van Mulligen, over de definitie van bestaanszekerheid en de uiteenlopende belevingen van de economische stand van zaken.
Het gaat goed met Nederland, maar dat is totaal geen populaire opvatting.
Iedereen die het waagt om in een talkshow of op sociale media te pleiten voor optimisme op sociaal-economisch vlak, kan rekenen op een stortvloed aan kritiek. Een dergelijk pleidooi afsteken zonder enige nuances aan te brengen, is dan ook niet aan te raden.
Maar wie nuchter naar de cijfers kijkt, kan eigenlijk geen andere conclusie trekken dat het goed gesteld is met de bestaanszekerheid van het gros van de Nederlanders. In tegenstelling tot wat vaak wordt beweerd.
Op 11 april publiceerde het CBS een artikel met de kop ‘Bestaanszekerheid in 2022 op hoogste niveau ooit’. De hoofdeconoom van het CBS, Peter Hein van Mulligen, deelde dit artikel op sociale media.
Kwestie van beeldvorming
Het duurde niet lang of Van Mulligens positieve toon kwam hem op kritiek te staan. ‘Typisch een tweet van een cijfermannetje dat nooit in bepaalde wijken komt of bij een voedselbank of iets dergelijks’ viel onder meer te lezen in de reacties. Ofwel, waag het niet om te zeggen dat het goed gaat in Nederland, want dat is niet zo.
‘Het is een kwestie van beeldvorming,’ zegt Van Mulligen. ‘Tijdens de laatste verkiezingscampagne is het begrip “bestaanszekerheid” een eigen leven gaan leiden. Vooral door toespraken van politici en schreeuwerige krantenkoppen.
‘Als je maar vaak genoeg hoort dat het slecht gaat met de bestaanszekerheid, dan ga je er vanzelf in geloven. Maar feit is dat het overgrote deel van de Nederlanders een inkomen heeft waarmee ze prima kunnen rondkomen.’
Van Mulligen wijst op de armoedegrens. Uit cijfers van het CBS blijkt dat het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft vele malen lager ligt dan veertig jaar geleden.
Toen leefden zo’n 3 miljoen van de 14 miljoen inwoners onder de armoedegrens: 20 procent van de bevolking. In 1985 piekte het op 22,4 procent van de inwoners. In 2022 waren dat nog maar 640.000 mensen, terwijl Nederland toen ruim 17 miljoen inwoners telde, ofwel 3,6 procent van de bevolking.
Een belangrijke nuance is wel dat er in 2022 sprake was van een energietoeslag. Was die er niet, geeft Van Mulligen toe, dan zouden er 989.000 mensen onder armoedegrens leven.
Voedselbank
Een veelgehoord argument om die cijfers te weerleggen, zijn de ‘lange rijen’ bij de voedselbank. Een slechte vergelijking, vindt Van Mulligen. ‘Als de voedselbank een indicator is voor de armoede, hoe kan het dan dat er nu veel meer voedselbanken zijn dan in de jaren tachtig? Ik durf wel te stellen dat er in Nederland meer voedselbanken zijn dan in Afghanistan, een van de armste landen ter wereld.’
Volgens Van Mulligen moet er ook gekeken worden naar vraag en aanbod.
‘Omdat de armoede in de jaren tachtig (of in Afghanistan) een veel groter probleem was, lijkt het me redelijk om aan te nemen dat de behoefte aan voedselbanken toen veel groter was. Waarom waren ze er dan niet, en nu wel?
‘Ik denk dat het antwoord daar ook in de gestegen welvaart ligt: omdat Nederlanders nu gemiddeld veel rijker zijn dan in de jaren tachtig, kunnen ze het zich makkelijker veroorloven om iets extra te kopen en aan voedselbanken te doneren.
‘Elk aanbod schept zijn vraag, wil ik maar zeggen. De voedselbank is ontzettend belangrijk, maar het feit dat mensen er heen gaan betekent niet per se dat het slecht gesteld is met de armoede in Nederland.’
De cijfers in het artikel dateren van 2022. Dat jaar begon met een lockdown. De eerste maanden van het jaar werden gekenmerkt door de laatste stuiptrekkingen van het coronabeleid. De horeca zat nog (gedeeltelijk) op slot, en het dagelijks leven was nog niet wat het was voor corona. Niet per se indicatoren voor economische voorspoed.
Discrepantie tussen cijfers en ervaring
‘Toch waren Nederlanders in 2022 veel rijker dan dertig jaar ervoor, was de levensverwachting nog nooit zo hoog, en genoten nog nooit zoveel Nederlanders een hoge opleiding.
Maar die feiten hebben geen positieve uitwerking op de stemming in het land. ‘Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht.’
Van Mulligen verwijst naar het boek van Paul Schnabel, voormalig directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau. In zijn boek schrijft Schnabel over de economische situatie na jaren van crises. Net als nu was er toen een grote discrepantie tussen de economische trends en hoe mensen die beleefden.
Volgens Van Mulligen is dat te verklaren doordat mensen zich vaak grote zorgen maken om de vermeende situatie van anderen.
‘Bij het CBS kunnen wij geen analyse maken over het gevoel dat mensen hebben bij andermans situatie. Wij presenteren de macrocijfers. De ervaringen van mensen hoeven niet altijd overeen te komen met de gemeten werkelijkheid.’
Wel verspreidt het CBS geregeld enquêtes, om te meten of de macrocijfers overeenkomen met de financiële situatie van mensen. ‘Dat beeld is over het algemeen positief,’ zegt Van Mulligen. ‘Vaak zijn de uitkomsten volledig in lijn met de cijfers die wij publiceren. Als dat niet zo was, dan moeten wij ons achter de oren krabben.’
Economische voorspoed
Van Mulligen is niet de enige die positief gestemd is over de economie. Volgens Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank (DNB), valt op het eerste oog ‘weinig te klagen over de economie,’ zo zei hij tijdens de presentatie van het jaarverslag op 14 maart.
Knot benadrukte dat de lonen stijgen, de werkloosheid laag is en de inflatie nog steeds daalt. Van Mulligen sluit zich daarbij aan. ‘Er is sprake van economische voorspoed,’ zegt de hoofdeconoom van het CBS. ‘Zeker als je uitzoomt en naar Nederland als geheel kijkt. De inkomens stijgen en het aantal mensen met betaald werk was nog nooit zo hoog.’
Hebben Nederlanders dan echt geen enkele reden tot klagen? Dat is ook weer te kort door de bocht, vindt Van Mulligen.
‘De woningmarkt is een belangrijk economisch thema waar veel onvrede uit voortvloeit.’
En dat vindt Van Mulligen ook terecht. Maar helaas is het een complex probleem dat niet zomaar is opgelost, zegt hij.
‘Het is frustrerend voor starters die geen huis kunnen huren of kopen in de buurt van hun werk. Daar zijn structurele oplossingen voor nodig. Om te beginnen moet er veel meer worden bijgebouwd.’
Inflatie van bestaanszekerheid
Ook zijn er echt wel mensen in Nederland die het zwaar hebben, geeft Van Mulligen toe. ‘Vooral die 640.000 mensen die onder de armoedegrens leven. Maar als je daar wat aan wil doen, moet je het wettelijk minimumloon verhogen, en de bijstandsuitkeringen opkrikken. Maar liefst 80 procent van de mensen met een bijstandsuitkering leeft onder de armoedegrens.’
Van Mulligen pleit voor een betere afbakening van het begrip ‘bestaanszekerheid’, dat volgens hem een containerbegrip is geworden.
‘Alles wat mensen niet leuk vinden, valt tegenwoordig onder bestaanszekerheid. Bijvoorbeeld migratie en de bevolkingssamenstelling.’
Daar is de term niet voor bedoeld, zegt Van Mulligen. ‘We moeten het probleem niet groter maken dan het is. Mensen zijn geneigd te vertrouwen op hun “gut feeling” als wij cijfers aandragen die daarmee in tegenspraak zijn.
‘Dat mag, maar feit is dat het echt niet zo slecht gesteld is met de bestaanszekerheid als constant wordt beweerd.’