Demissionair minister voor Volkshuisvesting De Jonge heeft de eerste horde genomen. Zijn wet die de middenhuur reguleert, is door de Tweede Kamer aanvaard.
Vooral projectontwikkelaars en particuliere beleggers waren fel tegen, omdat het hun verdienmodel aantast, zo vinden ze. De Wet betaalbare huur regelt dat Nederland er naast een socialehuursector nog een gereguleerde huursector bij krijgt: de middenhuur.
Met de wet wil het kabinet voorkomen dat eigenaren te veel huur vragen voor huizen die dat eigenlijk niet waard zijn. Het bestaande puntensysteem (het Woning Waarderingsstelsel) wordt daarvoor uitgebreid van 142 naar 186 punten. De maximale huur voor deze woningen wordt 1.100 euro per maand. Dat betekent dat een huurhuis met meer faciliteiten en een beter energielabel straks niet meer zo snel in de vrije sector valt.
De minister wil zo de betaalbaarheid van 300.000 huurwoningen verbeteren. Dat gebeurt overigens pas bij een bewonerswissel. Goed voor huurders, maar slecht voor beleggers en ontwikkelaars, want zij verdienen minder.
Afname van de kwaliteit
De TU Delft deed iets interessants: onderzoekers bekeken 206 studies naar de effecten van huurregulering, uitgevoerd tussen 1967 en 2023. De uitkomst is dat huurprijsregulering vaak problemen veroorzaakt. Onder meer doordat het aanbod van bestaande én nieuwe huurhuizen afneemt. Bovendien leidt regulering tot een afname van de kwaliteit van de huizen die onder de regulering vallen, omdat verhuurders minder doen aan onderhoud en renovatie.
Daarnaast blijkt huurprijsregulering een waterbed-effect te veroorzaken op de delen van de huurwoningmarkt die niet onder de regulering vallen: het instellen van huurplafonds stimuleert de vraag naar huurhuizen, waardoor de wachtrijen langer worden. De prijs van ongeregelde huurhuizen zal door de hogere vraag ook stijgen, aldus de TU Delft.
De Eerste Kamer moet zich nu nog uitspreken over de wet.