Kabinet koerst op 2027 voor nieuwe vermogenstaks: hoe realistisch is dat?

09 oktober 2024Leestijd: 5 minuten
tapje voor stapje geeft het kabinet meer duidelijkheid over het nieuwe box 3-stelsel. Beeld: Kim van Dam/HH/ANP

Stapje voor stapje geeft het kabinet meer duidelijkheid over het nieuwe box 3-stelsel, de belasting op spaargeld en beleggingen. Nog steeds wordt gekoerst op 2027 als ingangsdatum.

De komende jaren heeft de Belastingdienst het druk met het optuigen van de hersteloperatie voor box 3, waarbij miljoenen beleggers miljarden euro’s aan te veel betaalde vermogenstaks terugkrijgen. De vrees bestond dat de invoering van het nieuwe box 3-stelsel hierdoor flinke vertraging zou oplopen. Maar juist door de hersteloperatie blijft 2027 in zicht, zei staatssecretaris Folkert Idsinga (NSC) van Fiscaliteit op dinsdag 8 oktober.

10 miljard terug naar beleggers

De Hoge Raad oordeelde in juni dat beleggers jarenlang mogelijk te veel belasting over hun vermogen hebben betaald. Boosdoener is het fictieve rendement waarmee de fiscus sinds 2017 moet rekenen. Over beleggingen (aandelen, vastgoed, een lening aan de kinderen) wordt een rendement van zo’n 6 procent genomen, om het inkomen uit vermogen vast te stellen. Daarover moet 36 procent belasting worden betaald.

In werkelijkheid halen veel beleggers dat rendement van 6 procent bij lange na niet. Zij betalen daardoor meer belasting dan wanneer de Belastingdienst had gerekend met het werkelijke rendement. Van de Hoge Raad mogen beleggers daarom voor niet meer worden aangeslagen dan hun werkelijke rendement.

Volgens ramingen van het kabinet moet er zo’n 10 miljard euro terug naar beleggers, verdeeld over miljoenen aangiftes, met terugwerkende kracht tot en met 2017.

Generale repetitie

In 2021 oordeelde de Hoge Raad al eens dat voor spaarders een te hoog fictief rendement geldt. Dat is sindsdien verlaagd naar ongeveer 1 procent. De fictieve rendementen worden jaarlijks aangepast, met het oog op de rente op de spaarmarkt en de langetermijnresultaten op de beurs.

In de zomer van volgend jaar kunnen belastingplichtigen met box 3-vermogen hun werkelijke rendement opgeven. De Belastingdienst zet medio 2025 formulieren online, met de weinig fantasievolle naam ‘Opgaaf werkelijk rendement’. Pakt het werkelijke rendement in een belastingjaar lager uit dan het fictieve rendement, dan kunnen beleggers geld terugvragen bij de fiscus.

Deze systematiek blijft bestaan tot het nieuwe stelsel is ingevoerd. De fiscus blijft beleggers aanslaan alsof zij om en nabij 6 procent rendement hebben behaald en spaarders ongeveer 1 procent. Maar is hun werkelijke rendement in een jaar lager, dan kunnen zij dat met het formulier opgeven en belastinggeld terugvragen.

Wat deskundigen in EW al vaker aanstipten, vindt staatssecretaris Idsinga nu ook. De online formulieren zijn een uitstekende stap op weg naar het nieuwe box 3-stelsel, waarin alleen nog maar met werkelijke rendementen wordt gewerkt. De hersteloperatie is daarmee een soort generale repetitie voor het echte werk. Daarom blijft het kabinet sturen op ingangsjaar 2027 voor het nieuwe stelsel.

2 miljard minder opbrengsten

Het kabinet heeft ook een financiële prikkel om op 2027 te blijven koersen. Elk jaar dat het box 3-stelsel later ingaat dan 2027, betekent volgens de ramingen 2 miljard euro minder belastingopbrengsten in box 3.

Het gaat hier wel om een raming die alleen maar werkelijkheid wordt als aandelen en vastgoed in een jaar minder opleveren dan 6 procent. Alleen dan zullen beleggers massaal opteren voor de opgaaf van het werkelijke, lagere rendement en geld terugvragen.

Fictieve rendementen blijven toch bestaan

Dinsdag 8 oktober bevestigde de staatssecretaris met de beantwoording van een lading Kamervragen de systematiek van het nieuwe box 3-stelsel voor vastgoedeigenaren. Uitgangspunt is dat het jaarlijkse directe rendement (de huur verminderd met de kosten) is belast. Bij verkoop wordt de eventuele verkoopwinst belast.

Wie een huis in box 3 niet of nauwelijks (minstens 90 procent van het jaar niet) verhuurt, krijgt te maken met een vastgoedbijtelling. Dat is een fictief inkomen, gebaseerd op het genot van het eigen gebruik, verminderd met geschatte kosten.

Op dat genot is een percentage van 3,35 procent geplakt, op de kosten 0,7 procent. Daarmee komt de vastgoedbijtelling uit op 2,65 procent. Dat percentage wordt berekend over de WOZ-waarde van het huis. Wie een vakantiehuis heeft van 300.000 euro, betaalt daarover jaarlijks 2.685 euro belasting (2,65 procent rendement x 36 procent belasting).

In het huidige box 3-stelsel levert een huis fictief ongeveer 6 procent rendement op per jaar (6.480 euro belasting bij een huis van 300.000 euro). Alleen blijft de verkoopwinst onbelast. In het nieuwe stelsel is de verkoopwinst wel belast. Dat verklaart het verschil in percentages.

Welk stelsel beter uitpakt, hangt geheel af van de waardeontwikkeling van het huis. Blijft dat achter, dan pakt het nieuwe stelsel beter uit. Stijgen prijzen hard, dan betaal je uiteindelijk meer belasting doordat de verkoopwinst is belast.

Onnavolgbare redenering

De vastgoedbijtelling lijkt op het eigenwoningforfait (2024: 0,35 procent over de WOZ-waarde) maar is veel hoger. Het verschil praat staatssecretaris Idsinga op tamelijk onnavolgbare wijze goed: een huis voor eigen bewoning is ook een consumptiegoed (wonen is consumeren dan wel besteden) en het eigenwoningforfait gaat alleen over het investeringsdeel van het huis. Maar dat geldt niet voor een huis in box 3, want box 3 houdt geen rekening met bestedingsaspecten. Tsja.

Verder is het eigenwoningforfait in box 1 lager, doordat de hypotheekrenteaftrek in de afgelopen jaren is versoberd door het maximale aftrektarief te verlagen van 49,5 procent naar circa 37 procent. En om die versobering deels goed te maken, is ook het eigenwoningforfait in de afgelopen jaren verlaagd.

Niet morrelen aan de hypotheekrenteaftrek

Al in 2001, met de introductie van het boxensysteem in de inkomstenbelasting, bestond het idee om het eigen huis net als het overige vastgoed in box 3 te stoppen. Daar is toen niet voor gekozen, en volgens staatssecretaris Idsinga gaat het ook deze kabinetsperiode niet gebeuren.

De vraag is natuurlijk hoe een volgend kabinet (Schoof II, of toch het kabinet-Timmermans?) daarnaar kijkt. Kijk er niet vreemd van op als het eigen huis en de hypotheek op een dag wel naar box 3 verkassen. De hypotheekrenteaftrek blijft dan bestaan, maar verkoopwinst op het eigen huis is niet langer onbelast.

Heffingsvrij inkomen en verliesverrekening

In het nieuwe stelsel hoeft alleen aangifte voor box 3 te worden gedaan bij een werkelijke rendement van meer dan 1.250 euro in een jaar. Dat rendement bestaat uit onder meer de jaarlijks ontvangen rente, dividend, huur, de waardestijging van aandelen (ook al zijn aandelen in dat jaar niet verkocht en is er slechts een papieren winst) en de verkoopopbrengst van vastgoed (maar dan telt alleen de echte verkoopwinst).

Verliezen en rentekosten komen in mindering op de inkomsten. Blijft een verlies over, dan is dat in volgende jaren alleen verrekenbaar als het verlies in een jaar hoger is dan 500 euro. Die grens is getrokken om het aantal aangiftes in te perken. Het kabinet is bang dat mensen zonder vermogen, maar met een kleine schuld, box 3-aangifte doen, enkel om de verliesverrekening veilig te stellen.

Staatssecretaris Idsinga hoopt de zogenoemde Wet werkelijk rendement box 3 in 2025 door het parlement te loodsen. Op dat moment kunnen banken en andere financiële instellingen hun gegevensuitwisseling met de Belastingdienst aanpassen met het oog op het nieuwe box 3-stelsel. Lukt dat, dan moet het volgens de staatssecretaris ook lukken om dat nieuwe stelsel per 2027 in te voeren.